Deze kop stond boven een artikel in het AD en trok meteen mijn aandacht. Het is wetenschappelijk bewezen: knuffelen is goed voor de mens. Zelf kom ik uit een liefdevol maar zeker geen knuffelgezin. En mijn eigen knuffelvaardigheden zijn pas op latere leeftijd tot bloei gekomen, mede door de komst van mijn kleinkinderen.
Hoogleraar psychologie Sander Koole legt uit hoe het precies werkt. Aanraking zorgt voor rust en kalmte in het lichaam, wat leidt tot minder stress. En dat is positief voor je geestelijke en lichamelijke afweersysteem. Een knuffel zorgt voor de aanmaak van dopamine (belangrijk voor je geluksgevoel) en niet te vergeten oxytocine. Dit hormoon speelt al vanaf de geboorte een belangrijke rol bij de hechting tussen moeder en kind en blijft gedurende de rest van ons leven bepalend voor onze gemoedstoestand, onze onderlinge banden en intimiteit.
Ik werd blij toen ik dit allemaal las. Maar ik dacht ook meteen: hoe moet dat nu? In een tijd dat grensoverschrijdend gedrag een begrip is geworden en sommige overheidsinstanties functioneringsgesprekken voeren met open deuren om ‘elke schijn van’ maar te voorkomen. Misschien moet je maar gewoon afgaan op je eigen gevoel: geef iemand een knuffel of een aai over de arm als je denkt dat hij of zij daar behoefte aan heeft. Knuffel je man, kinderen en vrienden naar hartenlust. En wanneer iemand dat liever niet heeft, dan lach je die persoon vriendelijk toe. Ook dat zal ongetwijfeld de oxytocinegehaltes ten goede komen, net als bijvoorbeeld muziek luisteren, je huisdier aaien en samen lachen.
(HH)
Bron: Beijn C: Knuffelen is goed voor je zelfvertrouwen; AD, 21-01-2023.