Chroom
Chroom is een spoorelement dat een rol speelt bij de werking van insuline in het lichaam en de koolhydraatstofwisseling. Het komt voor in groenten, fruit, koffie, volkoren graanproducten, roggebrood en in kleine hoeveelheden in zuivelproducten en vlees. Ondervoeding kan tot een tekort leiden, maar chroomdeficiëntie komt in Nederland niet voor. In de meeste voedingsmiddelen zit minder dan 5 mcg chroom per portie.
Chroom picolinaat bestaat uit chroom gekoppeld aan picolinezuur, een van nature voorkomend metabolisch derivaat van tryptofaan. Het bevat 12,4% elementair driewaardig chroom (niet te verwarren met het kankerverwekkende chroom VI, ofwel zeswaardig chroom) en heeft een hogere biologische beschikbaarheid voor het lichaam. Picolinezuur fungeert in het lichaam als chelatiemiddel voor mineralen en spoorelementen zoals chroom.
Chroom picolinaat heeft een positief effect op de activiteit van insulinereceptoren, verhoogt de cellulaire acceptatie van insuline en speelt een belangrijke rol bij de omzetting van glucose, de productie en opslag van glycogeen en de vorming van vetzuren en cholesterol. Samen met insuline zorgt chroom voor handhaving van het evenwicht tussen een hoge en lage bloedsuikerspiegel. Het kan echter lastig zijn om de chroomstatus te meten en te bepalen of er aanvullende suppletie nodig is. Chroomniveaus in het bloed zijn namelijk niet in evenwicht met de chroomvoorraden in het lichaam en geven daarom geen goede indicatie. Verhoogde bloedwaarden van chroom kunnen daarentegen wel wijzen op een te hoge inname van chroom. Chroom concentreert zich in de nieren, hart, longen, milt, teel- en bijballen, hersenen, spieren en lever.
Er zijn aanwijzingen dat mensen met type II-diabetes lagere chroomspiegels hebben dan normaal, als gevolg van een verhoogde renale uitscheiding van chroom.
Bij het ouder worden wordt er een afname gezien van renale chroomuitscheiding. Of dit komt door normale fysiologische veranderingen is niet bekend.
Zware lichamelijke activiteit, zoals topsport, of emotioneel of fysiek trauma kunnen de renale chroomuitscheiding verhogen.
Mensen met type II-diabetes blijken naast een verhoogde uitscheiding van chroom echter ook een verhoogde gastro-intestinale absorptie van chroom te hebben. Vermoedelijk zijn mensen met diabetes niet in staat zijn om chroom uit de voeding adequaat om te zetten in een bruikbare vorm voor het lichaam. Chroom lijkt door transferrine naar insulinegevoelige cellen te worden getransporteerd, als reactie op verhogingen van de insulinespiegels in het bloed. Vermoed wordt dat de inname van chroom insulinegevoeligheid verhoogt door het aantal receptoren en de affiniteit te verhogen bij mensen met type II-diabetes. Chroom verhoogt de insulinegevoeligheid via activering van signaalroutes die betrokken zijn bij glucose transporter 4 (GLUT4), wat leidt tot translocatie.
Insulineresistentie
Uit een grootschalig literatuuronderzoek van Harvard Medical School, waarbij gegevens van 62.160 personen werden bekeken, blijkt dat chroomsuppletie het risico op type II-diabetes met 27% kan verlagen. Een Israëlisch onderzoek met 39 ouderen met type II-diabetes laat zien dat tweemaal daags 200 µg chroom picolinaat gedurende 3 weken de glucose-intolerantie kan verbeteren en bovendien de bloedvetwaarden kan verlagen.
Daarnaast bewijst voorlopig klinisch onderzoek dat chroom picolinaat metabolische parameters kan verbeteren bij meerdere vormen van diabetes, zoals type I-diabetes, zwangerschapsdiabetes en diabetes veroorzaakt door het gebruik van corticosteroïden.
In 2005 stond de Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) een gekwalificeerde gezondheidsclaim toe waarin werd vermeld dat chroom picolinaat het risico op type II-diabetes zou kunnen verlagen. Later heeft de FDA echter vastgesteld dat er toch grote onzekerheid bestaat over de relatie tussen chroom picolinaat en type II-diabetes en aangezien het is gebaseerd op beperkte wetenschappelijke gegevens.
Onderzoek naar de effecten van chroom bij type II-diabetes is tegenstrijdig, maar het lijkt bij sommigen een bescheiden voordeel te bieden. Zo laten verschillende klinische studies van kleinere omvang zien dat het innemen van chroom bij mensen met type II-diabetes de nuchtere bloedglucosespiegel, insuline, postprandiale glucose (de bloedsuikerspiegel na een maaltijd) en het HbA1c verlaagt en de insulinegevoeligheid verhoogt. Andere klinische onderzoeken laten echter zien dat chroom niet beter werkt dan placebo voor het verbeteren van deze parameters. Mogelijk heeft dit te maken met de kwaliteit van de studies, een hoge variabiliteit met betrekking tot de deelnemers en omvang van de onderzoekspopulatie, de duur van de chroomsuppletie, de formulering en dosis, en de geaccepteerde standaarden van diabeteszorg.
Effecten op triglyceridenspiegel
Chroom kan volgens sommige studies bescheiden de triglyceridenspiegel verlagen bij mensen met type II-diabetes. Volgens een meta-analyse van klinisch onderzoeken bij mensen met type II-diabetes kan een inname van 42-1000 mcg chroom per dag gedurende 5-26 weken het triglyceridengehalte met 7 mg/dl verlagen en de HDL-spiegel met 2 mg/dl verhogen in vergelijking met placebo. Er werd echter geen effect gemeten op de LDL-spiegel. De waarde van deze studieresultaten is enigszins beperkt vanwege een hoge variabiliteit in de beoordeelde studies. Volgens een andere meta-analyse waren er geen effecten van chroom aangetoond op de lipidenniveaus. Meer onderzoek is daarom nodig.
Effecten op hongergevoel
Er zijn aanwijzingen dat chroom picolinaat de voedselinname kan verminderen. Het betreft een kleine klinische studie bij gezonde jongvolwassen vrouwen met overgewicht die een hunkering hebben naar koolhydraten. Bij gebruik van 1000 mcg chroom picolinaat per dag werd een vermindering van de calorie-inname waargenomen en hadden de deelnemers in de behandelgroep geen verhoogd hongergevoel 4 uur na de lunch. De deelnemers uit de placebogroep rapporteerden daarentegen wel een verhoogd hongergevoel zo’n 4-4,5 uur na de lunch.
Gebruiksadviezen
De Gezondheidsraad geeft geen aanbevolen dagdosering voor chroom.
In de VS zijn wel richtlijnen opgesteld wat betreft een adequate dagelijkse inname.
Doelgroep | Aanbevolen hoeveelheid chroom (mcg) per dag |
---|---|
Volwassen mannen en vrouwen | 25-45 |
Kinderen: | |
0-6 maanden | 0,2 |
7-12 maanden | 5,5 |
1-3 jaar | 11 |
4-8 jaar | 15 |
jongens 9-13 jaar | 25 |
jongens 14-18 jaar | 35 |
meisjes 9-13 jaar | 21 |
meisjes van 14-18 jaar | 24 |
Zwangere vrouwen | 30 |
Vrouwen die borstvoeding geven* | 45 |
* Chroomsupplementen lijken de normale chroomconcentratie in menselijke moedermelk niet te verhogen.
Chroom wordt over het algemeen goed verdragen. De meest voorkomende bijwerkingen zijn gastro-intestinale irritatie, hoofdpijn, slapeloosheid, prikkelbaarheid en stemmingswisselingen. In zeldzame gevallen is er nier- en leverschade, rabdomyolyse (snelle afbraak van spiercellen) en trombocytopenie gemeld.
Bijwerkingen en interacties
Chroom is waarschijnlijk veilig bij oraal gebruik in therapeutische doseringen gedurende korte tijd. In onderzoek is chroom veilig gebruikt in doses tot 1000 mcg per dag bij volwassenen gedurende 6 maanden. Echter in de meeste onderzoeken zijn lagere doses gebruikt. Volgens de Food and Drug Administration (FDA) en het Institute of Medicine (IOM) is chroom veilig te gebruiken in doses van 200 mcg per dag gedurende maximaal 6 maanden. In een aantal kleinere studies is chroom in hogere doses waarschijnlijk veilig bevonden bij volwassenen in doses van 200-1000 mcg per dag bij gebruik tot 2 jaar.
Interacties met reguliere medicijnen
Antidiabetica: chroom kan theoretisch additieve effecten hebben op antidiabetica waardoor het risico op hypoglykemie kan toenemen. Er zijn onderzoeken die aantonen dat het innemen van chroom de bloedglucosespiegels zou kunnen verlagen, vooral bij patiënten met slecht gecontroleerde type II-diabetes. In klinische studies is aangetoond dat chroom de insulinegevoeligheid kan verhogen, theoretisch kan daarom bij gelijktijdig gebruik van chroom en insuline het risico op hypoglykemie toenemen.
Levothyroxine: chroom kan levothyroxine, een medicijn voor de schildklier, in het darmkanaal binden en zodoende de opname verminderen. Adviseer patiënten om levothyroxine ten minste 30 minuten voor of 3-4 uur na inname van chroom in te nemen.
Interacties met kruiden en of supplementen die de bloedsuikerspiegel verlagen
Theoretisch kan chroom additieve effecten hebben wanneer het wordt gebruikt met andere kruiden en supplementen die ook de glucosespiegels verlagen. Dit kan het risico op hypoglykemie verhogen.
Verder blijkt uit beperkte gegevens dat vitamine C de opname van chroom zou kunnen verhogen. Wanneer 1000 mcg chroom met 100 mg vitamine C samen wordt ingenomen wordt de absorptie van chroom ongeveer verdubbeld. Adviseer daarom mensen om geen grote doses chroom en vitamine C samen in te nemen. Of deze interactie ook optreedt als chroom en vitamine C met een tussenpoos van enkele uren gescheiden worden ingenomen is niet bekend.
Waarschuwing
Wanneer chroom picolinaat 200 mcg wordt ingenomen met bloedsuikerspiegel regulerende medicijnen dient dit in overleg met en onder begeleiding van de behandelend arts te gebeuren waarbij de bloedsuikerspiegel regelmatig moet worden gecontroleerd.
Chroom zou het risico op een ijzertekort kunnen verhogen omdat het concurreert met ijzer voor binding aan het transporteiwit transferrine. Dit zou kunnen leiden tot een ijzertekort maar is onwaarschijnlijk bij gebruik van normale doseringen chroom.
(SvZ)
Bronvermelding
- Website Natural Medicines – Geraadpleegd januari 2025.
- Website Gezondheidsraad – Chroom VI-verbindingen. Geraadpleegd januari 2025.
- Website VitEducatief – Artikel Nutriënten ter ondersteuning van de glucose- en insulinehuishouding. Geraadpleegd januari 2025.
- Website Voedingscentrum – Chroom. Geraadpleegd januari 2025.
- Website IVG (Informatiecentrum Voedingssupplementen & Gezondheid) – Chroom. Geraadpleegd januari 2025.
- Anton, S. D. et al.: Effects of chromium picolinate on food intake and satiety. Diabetes Technol.Ther. 2008;10(5):405-412
- Anderson RA et al.: Elevated intakes of supplemental chromium improve glucose and insulin variables in individuals with type 2 diabetes. Diabetes 1997;46:1786-91.