Nutriënten ter versterking van de lever

De lever is de belangrijkste chemische fabriek van ons lichaam waar een groot aantal voor het lichaam essentiële stoffen worden aangemaakt, waaronder gal, cholesterol, eiwitten die nodig zijn voor de afbraak van vet, bestanddelen van hemoglobine, stollingsfactoren en afweerstoffen.
Daarnaast verwerkt en vernietigt de lever toxische stoffen en bacteriën die via de voeding ons lichaam binnenkomen of die ontstaan bij normale lichaamsfuncties. Ook afstervende erytrocyten worden in de lever uit het bloed verwijderd. De hemoglobine wordt afgebroken tot bilirubine, afgevoerd naar de galblaas en komt ten slotte in de darmen terecht. Verder is de lever een belangrijke opslagplaats van de vitamines A, B12, D, E en K en van glycogeen (energieopslag).
De lever heeft een zeer actief metabolisme, waarbij veel levercellen (hepatocyten) worden omgezet. Daardoor kan iedere omstandigheid die de eiwitsynthese en de regeneratie van cellen remt op korte termijn leiden tot leverbeschadiging.

Tal van stoffen, waaronder alcohol, medicijnen, milieuverontreinigende stoffen, en voedselbestanddelen, maar ook virussen kunnen de lever schade toebrengen. Oxidatieve stress is hierbij een van de belangrijkste mechanismen. Dit proces is ook verantwoordelijk voor de verergering van leverschade, niet-alcoholische leververvetting (NAFLD), niet-alcoholische leverontsteking (NASH), leverfibrose en levercirrose.
De bloedwaarden van de leverenzymen ALAT (alanine aminotransferase) en ASAT (aspartaat aminotransferase) dienen als indicatoren van leverbeschadiging. Bij beschadiging van levercellen lekken deze enzymen naar het bloed. De mate van de verhoging van het gehalte aan ALAT en ASAT, de duur van de verhoging en de onderlinge verhouding ASAT/ALAT geven een aanwijzing in de richting van de soort leveraandoening.
Van diverse kruiden en andere voedingsstoffen is al eeuwenlang bekend dat ze een gunstig effect kunnen hebben op het beloop van leveraandoeningen en de lever beschermen tegen met name oxidatieve schade. Hieronder worden enkele van deze nutriënten besproken.

Mariadistel
De mariadistel (Silybum marianum, Carduus Marianus) behoort tot de samengesteldbloemigen (Asteraceae of Compositae). Het is een 1- of 2-jarige plant die een lengte van 1-3 meter kan bereiken. De mariadistel kwam oorspronkelijk voor in Zuid-Europa, Noord-Afrika en Klein-Azië, maar sinds de zestiende eeuw wordt hij ook aangetroffen in Noord- en Zuid-Amerika, Australië, China en centraal Europa. In Europa werd de plant verbouwd als groente en gebruikt in salades of als vervanging van spinazie of asperges. Europese kolonisten brachten de plant vervolgens naar het Amerikaanse continent.
Uit oude geschriften blijkt dat mariadistel al in de tijd van de Grieken en Romeinen werd gebruikt ter voorkoming van leververgiftiging. In de Middeleeuwen werd regelmatig gesproken over het nut van mariadistel als kruidenpreparaat. In de zeventiende eeuw beschreef de Engelse kruidendeskundige Nicholas Culpeper het als een probaat middel voor het verhelpen van “verstoppingen in de lever en milt en dus goed tegen geelzucht”.
Silymarine is het belangrijkste actieve bestanddeel uit de vrucht van de mariadistel. Het is een complex van flavonolignanen met als belangrijkste componenten de vier isomeren silybine (ook wel silibinine genoemd), isosilybine, silydianine en silychristine. Verder bevat silymarine onder meer nog flavonoïden, sterolen en essentiële vetzuren. Silybine wordt beschouwd als de belangrijkste werkzame stof van silymarine. In Duitsland is silymarine al sinds 1969 verkrijgbaar als geneesmiddel (Legalon®).
Silymarine beschikt over het vermogen om de leverfunctie te verbeteren en leverschade te voorkomen, onder andere door bescherming te bieden tegen een groot aantal schadelijke stoffen, waaronder ethanol, tetrachloormethaan, dioxine, leverbeschadigende medicijnen en de toxinen uit de zeer giftige paddenstoel groene knolamaniet (Amanita phalloides). Het belangrijkste mechanisme voor de leverbeschermende werking is het wegvangen van vrije radicalen. De antioxidant activiteit van silymarine is vele malen groter dan die van vitamine E. Daarnaast zijn ook ontstekingsremmende en anticarcinogene eigenschappen vastgesteld.

In een Italiaanse studie kregen 57 patiënten met acute virale hepatitis A of B ofwel 420 mg van een gestandaardiseerd silymarine-extract ofwel een placebo. Na 3 weken was bij 40% van de patiënten in de silymarine-groep de bloedwaarde bilirubine (verhoogde bloedwaarden zijn een marker voor onder andere leverontsteking) genormaliseerd en 82% had weer normale bloedwaarden van het leverenzym ASAT. In de placebogroep bedroegen deze percentages respectievelijk 11 en 52.
Een ander onderzoek betrof 77 patiënten met acute virale hepatitis. Van hen werden er 35 behandeld met silymarine en 42 patiënten kregen een placebo. De patiënten die silymarine kregen waren na gemiddeld 29 dagen weer hersteld. In de placebogroep duurde de herstelperiode aanzienlijk langer: gemiddeld 43 dagen.
170 patiënten met levercirrose (123 mannen, 47 vrouwen, gemiddelde leeftijd 57 jaar) namen deel aan een gerandomiseerd dubbelblind onderzoek van de universiteit van Wenen. 87 van hen, onder wie 46 alcoholisten, kregen 2 jaar lang driemaal daags 140 mg silymarine en de overigen, onder wie 45 alcoholisten, een placebo. De patiënten werden gemiddeld 41 maanden geobserveerd. In deze periode telde de placebogroep 31 sterfgevallen als gevolg van leverziekte, tegenover 18 in de silymarinegroep. De vierjaarsoverleving bedroeg 58% in de silymarinegroep en 39% in de placebogroep. Uit subgroepanalyse kwam naar voren dat silymarine-suppletie vooral effectief was bij de alcoholisten.
Een andere klinische studie betrof 97 patiënten met een matige alcoholische leverziekte en aanhoudende afwijkingen in de leverfunctie nadat ze ten minste 1 maand lang de alcohol hadden laten staan. Een groep van 47 patiënten kreeg 4 maanden lang dagelijks 420 mg silymarine, terwijl de anderen een placebo ontvingen. Aan het eind van de interventie waren in de silymarine-groep de ASAT- en ALAT-waarden met respectievelijk 30,1% en 40,8% gedaald, terwijl ze in de placebogroep met 5,4% en 2,8% waren toegenomen.
In meerdere reviews is een gunstig effect van silymarine/silibine op NAFLD vastgesteld. Bij NAFLD is sprake van een storing van de vetstofwisseling in de lever als gevolg van een te groot aanbod van de afbraakproducten van vetten. De ziekte wordt vaak in verband gebracht met metabool syndroom, insulineresistentie, type II-diabetes, obesitas en dyslipidemie. Silymarine blijkt in staat de leverfunctie te normaliseren, de samenstelling van het leverweefsel te verbeteren en de fibrose (littekenweefsel in de lever) te verminderen.
Aan een dubbelblinde, placebo-gecontroleerde studie naar een mogelijk preventief effect van silymarine op leverschade als gevolg van psychotrope medicijnen namen 60 patiënten deel. Allen werden langdurig behandeld met psychofamaca (butyrofenonen of fenothiazinen). Daarnaast kregen ze 3 maanden lang dagelijks 800 mg silymarine of een placebo. Behandeling met silymarine verbeterde de leverfunctie en verminderde de leverschade door lipide peroxidatie (vastgesteld aan de hand van de malondialdehyde-waarden in serum).
Verder is vastgesteld dat silymarine in-vitro hepatotoxiciteit door onder andere paracetamol, amitriptyline en nortriptyline (tricyclische antidepressiva), tetrachloormethaan (oplosmiddel), ethanol, erytromycine (antibioticum) en tert-butylhydroperoxide (desinfecterend middel) in levercellen van ratten remt.
Consumptie van de groene knolamaniet veroorzaakt ernstige leververgiftiging. De bestanddelen phalloïdine en amanitine zijn extreem giftig en kunnen binnen enkele dagen de dood tot gevolg hebben. Een halve paddenstoel bevat al voldoende toxinen om een volwassene te doden. Het silymarine-bestanddeel silybine blijkt levercellen te beschermen tegen vernietiging door de dodelijke gifstoffen en bevordert de regeneratie van levercellen, waardoor de overlevingskans na een dergelijke vergiftiging enorm toeneemt.
Na het eten van groene knolamaniet werd een gezin van 4 personen met paddenstoelvergiftiging opgenomen in het ziekenhuis. Ondanks de standaardtherapie verslechterde hun toestand, totdat op dag 3 van de opname werd besloten om intraveneus silybine toe te dienen. Vanaf dat moment knapten de patiënten zienderogen op. Op dag 9 werd overgestapt op orale toediening en in de daarop volgende dagen mochten de patiënten weer naar huis. Na 2 maanden waren alle bloedwaarden weer normaal en was er geen zichtbare orgaanschade meer.
In een klinisch onderzoek zonder controles werden 60 patiënten met ernstige amanitine-vergiftiging binnen 24-36 uur na consumptie van de groene knolamaniet intraveneus behandeld met silybine (20 mg/kg lichaamsgewicht per dag, gedurende 1-2 dagen). Dit had tot gevolg dat iedereen het overleefde.

Paardenbloem
De paardenbloem (Taraxacum officinale) maakt net als de mariadistel deel uit van de samengesteldbloemigen. In de Chinese geneeskunde werd de plant al in de zevende eeuw als medicinaal kruid toegepast, waarbij een onderscheid werd gemaakt tussen de bladeren en de wortels. De bladeren werden vooral ingezet bij aandoeningen van de urinewegen en als diureticum, terwijl de wortels voor leverondersteuning werden geadviseerd.
Naast bitterstoffen (sesquiterpeenlactonen) bevat de paardenbloem onder andere taraxasterol (pentacyclisch triterpeen), bèta-sitosterol (fytosterol), koffiezuur (fenolzuur) en apigenine (flavonoïde) als werkzame bestanddelen. Van wortel- en plantextracten van de paardenbloem zijn in diverse in-vitro en dierstudies anticarcinogene, anti-inflammatoire en antioxidant eigenschappen vastgesteld. Een Amerikaans onderzoek van bescheiden omvang (17 vrouwen) heeft uitgewezen dat een bladextract van paardenbloem effectief zou kunnen zijn als diureticum.
In een studie kregen muizen met leverschade door alcohol verschillende doseringen taraxasterol toegediend. Als gevolg van de alcohol waren de leverindex (gewicht van de lever afgezet tegen het totale lichaamsgewicht), de bloedwaarden van de leverenzymen ALAT en ASAT, de bloed- en leverwaarden van triglyceriden en de productie van zuurstofradicalen verhoogd. Taraxasterol had een remmend effect op deze stijgingen. Bovendien temperde taraxasterol de afname van de glutathionwaarden en de activiteit van superoxide dismutase (SOD) in de lever als gevolg van alcohol, remde de door alcohol veroorzaakte secretie van de ontstekingsbevorderende cytokinen TNF-α en IL-6 en had een gunstig effect op beschadigd leverweefsel.
Paardenbloem blijkt in dieronderzoek ook gunstig te werken tegen de schadelijke gevolgen van prenatale blootstelling aan lood. Loodvergiftiging tijdens de zwangerschap resulteerde bij de nakomelingen in loodstapeling in het bloed en de maag, oxidatieve stress, schade aan leverweefsel, een geringer gewicht van de lever en duidelijke veranderingen in de activiteit van antioxidant enzymen. Bij de nakomelingen waarvan de moeders tijdens de zwangerschap tevens paardenbloem hadden gekregen werden deze ongunstige veranderingen niet gezien.
In een ander dieronderzoek werden polyfenolen uit paardenbloem ingezet ter bescherming tegen leverbeschadiging als gevolg van paracetamolvergiftiging. Voorafgaand aan een dosering paracetamol (350 mg/kg) kregen muizen een week lang verschillende hoeveelheden paardenbloempolyfenolen of niets extra toegediend. Bij deze laatste groep ging de ernstige leverschade als gevolg van de paracetamol gepaard met verhoogde bloedwaarden van de leverenzymen ALAT, ASAT en alkalische fosfatase (AF), een verstoorde redoxbalans en een toename van ontstekingsfactoren (TNF-α en IL-1β). De paardenbloempolyfenolen konden dit tegengaan. Bovendien remden ze de expressie van de ontstekingsmediatoren iNOS en COX-2 en de door paracetamol veroorzaakte apoptose van levercellen.
Uit in-vitro onderzoek is ten slotte gebleken dat paardenbloem en taraxasterol het hepatitis B-virus kunnen remmen.

Curcuma longa
Curcuma longa is een plant die deel uitmaakt van de gemberfamilie. In de traditionele Indiase en Chinese geneeskunde wordt curcuma ingezet voor een breed scala van kwalen, zoals leveraandoeningen, geelzucht, ontstekingen, darmklachten, menstruatieklachten en huidaandoeningen.
De belangrijkste werkzame bestanddelen van curcuma zijn de curcuminoïden, waaronder het gele pigment curcumine (diferuloylmethaan), demethoxycurcumine (curcumine II) en bis-demethoxycurcumine (curcumine III), meestal in een verhouding van 75:15:10. Daarnaast bevat het etherische oliën, waaronder atlanton, turmeron en zingibereen. Curcumine is van al deze bestanddelen het best onderzocht.
De geneeskrachtige eigenschappen van curcuma kunnen voor een belangrijk deel worden toegeschreven aan de krachtige antioxidant werking van curcumine. Zo blijkt curcumine over een veel grotere antioxidant activiteit tegen hydroxyl radicalen te beschikken dan vitamine E. Ook andere curcuminoïden beschikken over antioxidant eigenschappen en zijn in staat om hydroxyl radicalen, superoxide radicalen en peroxidatieprocessen te remmen.
Curcumine en de etherische oliën in curcuma werken ook anti-inflammatoir: ze remmen de synthese van ontstekingsbevorderende prostaglandinen uit arachidonzuur (curcumine is een lipoxygenase- en COX-2 remmer) en beperken de activiteit van neutrofielen tijdens een ontsteking.
De leverbeschermende werking van curcuma is vergelijkbaar met die van mariadistel en is hoofdzakelijk terug te voeren op de antioxidant eigenschappen en het vermogen om de vorming van pro-inflammatoire cytokinen te verminderen. Daarnaast beschikt curcumine over choleretische activiteit die de uitscheiding en oplosbaarheid van gal vergroot, wat van pas kan komen bij de behandeling van galstenen.
In een studie met muizen bleek curcuma te beschermen tegen hepatotoxiciteit door bleomycine (celremmend middel dat wordt gebruikt in chemotherapie). De dieren kregen 4 weken lang een dosis curcuma (40 mg/kg lichaamsgewicht) 2 uur voorafgaand aan de bleomycine. Curcuma zorgde voor een vermindering van de oxidatieve stress als gevolg van bleomycine door remming van de lipide peroxidatie en verbetering van de catalase- en SOD-waarden.
Bij ratten met levercirrose remt een wortelextract van curcuma de progressie van de ziekte. 8 weken curcuma-suppletie verbeterde de bescherming, en daarmee de overleving, van hepatocyten door een toename van de SOD- en catalase-niveaus. Verder herstelde curcuma de door de cirrose verhoogde waarden van de leverenzymen ALAT, ASAT en AF en de ontstekingsfactoren TGF-β1 en TNF-α.
In een Iraanse studie kregen 77 NAFLD-patiënten 8 weken lang dagelijks 70 mg curcumine of een placebo. Curcumine zorgde voor een significante verbetering van het vetgehalte in de lever bij 78,9% van de patiënten, terwijl in de placebogroep bij 27,5% van de patiënten sprake was van een verbetering. Daarnaast resulteerde gebruik van curcumine in een significante afname van de BMI en de bloedwaarden van totaal- en LDL-cholesterol, triglyceriden, ALAT, ASAT, glucose en HbA1c (geglyceerd hemoglobine).
Soortgelijke resultaten werden gevonden in een onderzoek met 87 NAFLD-patiënten die ofwel 1.000 mg fytosomale curcuma (180 mg curcumine) ofwel een placebo kregen. Bovendien waren de echografische bevindingen bij 75% van de patiënten in de curcuma-groep verbeterd. In de placebogroep was dit het geval bij slechts 4,7% van de patiënten.
Uit een review en meta-analyse van 9 RCTs met NAFLD-patiënten is naar voren gekomen dat curcumine-suppletie de waarden van ALAT, ASAT, serum totaal- en LDL-cholesterol, nuchter bloedsuiker, serum insuline, HOMA-IR (insulineresistentie) en tailleomvang significant kan verminderen. Subgroep-analyse liet ook een significante afname van triglyceriden en BMI zien.

Artisjok
De artisjok (Cynara scolymus) is een veredelde vorm van de kardoen, een eetbare distel uit het Middellandse Zeegebied. De kardoen werd al in de vierde eeuw voor Christus gebruikt als middel om de spijsvertering te bevorderen en na overvloedige drankfestijnen. De artisjok is vermoedelijk ergens in de Middeleeuwen ontstaan. In de zestiende eeuw werd de plant geadviseerd bij water- en galzucht als gevolg van een gebrekkig functioneren van de lever en nieren, en aan het begin van de twintigste eeuw kon de werking van de artisjok bij aandoeningen van de lever en de galwegen worden aangetoond. De belangrijkste actieve ingrediënten zijn bitterstoffen (sesquiterpeenlactonen), onder andere cynaropicrine, fenolzuren, onder andere cynarine, fytosterolen, onder andere bèta-sitosterol, en flavonoïden, waaronder cynaroside.
In-vitro blijkt artisjok over antioxidant eigenschappen te beschikken, maar dit is niet altijd in dezelfde mate vastgesteld in klinische studies. In onderzoeken met kunstmatig zieke dieren resulteerde suppletie van artisjok extract in een toename van de leverwaarden van catalase, glutathion, SOD en glutathion peroxidase. Ook daalden de malondialdehyde (MDA)-waarden in de lever en plasma.
In meerdere onderzoeken met ratten en muizen is een leverbeschermende werking van artisjok gevonden. Bij ratten met leverschade als gevolg van blootstelling aan de insecticide diazinon verminderde een extract van artisjokbladeren de oxidatieve stress. Bovendien zorgde het extract voor significant lagere serumwaarden van AF, ALAT, ASAT, MDA en TNF-α dan bij de ratten die niets extra hadden gekregen. Tevens bevorderde artisjok het herstel van de weefselschade.
Soortgelijke resultaten werden gezien bij ratten en muizen met leverschade als gevolg van paracetamolvergiftiging: artisjok bladextract herstelde de afgenomen glutathionwaarden in de lever, de oxidatieve stress parameters, de DNA-schade en de necrose.
Bij muizen met loodvergiftiging verminderde artisjok het loodgehalte in bloed met bijna 36% en verlaagde de triglyceriden-, VLDL-, ALAT-, ASAT-, AF- en MDA-waarden significant ten opzichte van de dieren in de controlegroep.
Gelijktijdige toediening van artisjok bladextract (300 mg/kg lichaamsgewicht) met cadmium temperde bij ratten de afweer onderdrukkende effecten en oxidatieve schade aan lever en nieren als gevolg van de cadmiumvergiftiging.
Ander dieronderzoek laat zien dat artisjok de uitscheiding van nicotine, een van de schadelijke bestanddelen van tabak, via de urine verhoogt.
Aan een Iraanse studie namen 100 patiënten met gediagnosticeerde NAFLD deel. De ene helft kreeg 2 maanden lang dagelijks 600 mg artisjok bladextract, gestandaardiseerd op 2% cynarine, de andere helft een placebo. Artisjok verminderde de ernst van de ziekte en de omvang van de lever en verbeterde de doorstroming van de leverader in vergelijking met placebo. Bij 82% van de patiënten die artisjok kregen verbeterde het ziektebeeld en bij niemand in die groep werd de ziekte ernstiger. In de placebogroep knapte slechts 5% iets op en bij 27,5% nam de ernst van de ziekte toe. Verder zorgde artisjok voor een verbetering van de bloedwaarden van ASAT, ALAT, bilirubine, triglyceriden en LDL-, HDL- en totaalcholesterol ten opzichte van placebo.

Alfa-liponzuur
Alfa-liponzuur, ook wel thioctinezuur genoemd, is een zwavelhoudend vetzuur dat is afgeleid van caprylzuur. In het lichaam wordt alfa-liponzuur aangemaakt in de lever en andere organen met een hoge metabole activiteit, zoals het hart en de nieren. In de voeding komt het vooral voor in rood en orgaanvlees en in mindere mate in spinazie, broccoli, bieten en wortels.
Alfa-liponzuur is een krachtige antioxidant in zowel waterige als vettige milieus en daardoor komt het wijdverspreid in het lichaam voor, zowel in celmembranen als in de intracellulaire vloeistof (cytosol). Zowel de geoxideerde (alfa-liponzuur) als de gereduceerde (dihydroliponzuur) vorm kunnen zuurstofradicalen, zoals hypochloorzuur, singletzuurstof en hydroxyl-radicalen, opruimen en redoxactieve metalen cheleren. Dit redoxkoppel is bovendien in staat om andere antioxidanten, zoals vitamine C en E, te regenereren.
In een aantal dierstudies is een gunstig effect van alfa-liponzuur op leverschade gevonden. Zo blijkt alfa-liponzuur ontstekingsmediatoren, waaronder TNF-α en iNOS, te onderdrukken.
Ratten die werden geïnjecteerd met alfa-liponzuur (100 mg/kg lichaamsgewicht) voordat kunstmatig acuut leverletsel werd opgewekt waren beter beschermd tegen de schadelijke gevolgen, zo blijkt uit een Japanse studie. Alfa-liponzuur voorkwam een stijging van de serum-transaminasewaarden (ALAT, ASAT), veranderingen in het leverweefsel en apoptose in de lever. In serum zorgde alfa-liponzuur voor een verminderde aanmaak van het ontstekingsbevorderende TNF-α en een verhoogde productie van het ontstekingsremmende IL-10. In de lever bevorderde het de expressie van IL-10 en verminderde het de expressie van TNF-α, IL-6 en iNOS, met een remming van de stikstofoxide-productie als gevolg. Acuut leverletsel kent hoge sterftecijfers, maar alfa-liponzuur verbeterde de overlevingskans met 80%.
In een Turkse studie kregen jonge ratten op een dieet rijk aan omega-6 vetzuren lever-vervetting, met daarbij ontwikkeling van fibrose, ontstekingen en apoptose in de lever. 4 weken lang alfa-liponzuur (35 mg/kg lichaamsgewicht) had een gunstige invloed op de schadelijke effecten.
Bij obstructieve geelzucht of cholestase kan de bilirubine uit de lever het spijsverteringskanaal (duodenum) niet goed bereiken door een afsluiting van de galwegen en treedt galstuwing op. Bij ratten met obstructieve geelzucht verminderde alfa-liponzuur de weefselschade en verhoogde de waarden van de antioxidanten SOD en glutathion.
Chinese wetenschappers hebben het mogelijke effect van alfa-liponzuur bij levercirrose als gevolg van blootstelling aan tetrachloormethaan onderzocht. 8 weken alfa-liponzuur-suppletie (50-100mg/kg lichaamsgewicht) bij ratten met levercirrose verbeterde onder meer de ASAT- en ALAT-waarden en de leverschade en verminderde de afzetting van collageen.
Ten slotte blijkt uit ander onderzoek met ratten dat alfa-liponzuur enigszins beschermt tegen leverschade als gevolg van paracetamolvergiftiging.

Choline
Choline, soms ook wel (niet geheel terecht) vitamine B4 genoemd, is een wateroplosbare stof die zowel via de voeding kan worden verkregen als door het lichaam zelf (in de lever) kan worden aangemaakt. De belangrijkste voedingsbronnen zijn eigeel, lever, rundvlees, kippenvlees en sojabonen. Choline speelt een belangrijke rol in de vetstofwisseling, bij het herstel van cellulaire membranen en bij het functioneren van de lever, hersenen en spieren. Daarnaast is choline een precursor van fosfatidylcholine en acetylcholine. Fosfatidylcholine is onder meer van belang voor de afvoer van vetten uit de lever en acetylcholine is een neurotransmitter die van essentieel belang is voor het functioneren van de hersenen en zenuwen. Bovendien is choline noodzakelijk voor de vorming van betaïne, dat belangrijk is voor het goed functioneren van de nieren.
Hoewel het lichaam zelf choline kan aanmaken, is deze productie ontoereikend om in de dagelijkse behoefte te voorzien. De inname via de voeding blijft echter bij de meeste mensen ver achter bij de aanbevolen hoeveelheid. In een onderzoek uit 2017 kreeg slechts 8% van de Amerikaanse volwassenen en 8,5% van de zwangere vrouwen voldoende choline binnen volgens de VS-richtlijnen (550 mg/dag voor mannen, 425 mg/dag voor vrouwen en 450 mg/dag voor zwangeren). Een choline-deficiëntie kan onder meer leiden tot leververvetting (hepatische steatose) en schade aan de lever en de spieren.
In meerdere onderzoeken is een verband gevonden tussen de inname van choline en het voorkomen en de ernst van NAFLD. Een Amerikaanse studie betrof 664 kinderen en volwassenen met NAFLD. Bij de postmenopauzale deelnemers met een choline-deficiëntie was sprake van ernstigere fibrose. Voor kinderen, mannen en premenopauzale vrouwen werd geen verband gevonden tussen inname van choline en de ernst van de ziekte. In een onderzoek bij 56.195 Chinezen in de leeftijd van 40-75 jaar hadden mannen in het kwintiel met de hoogste choline-inname 15% minder kans op leververvetting, vergeleken met mannen met de laagste choline-consumptie. Voor vrouwen met de hoogste choline-inname werd een risicovermindering van 12% gevonden. Overigens gold dit niet voor vrouwen met overgewicht of obesitas.
Bij patiënten die langdurig totale parenterale voeding (TPV) krijgen is vaak sprake van een choline-deficiëntie. Uit enkele studies blijkt dat aanvulling van de parenterale voeding met choline (1-4 g/dag) de leververvetting geheel kan laten verdwijnen en de serumwaarden van ASAT, ALAT en AF verlaagt. Bij stopzetting van de suppletie kan de steatose echter terugkeren. Daarom adviseren de onderzoekers dat TPV-patiënten standaard extra choline krijgen ter preventie en behandeling van leververvetting.

(WD)

Bronnen

  • Diekstra W: Silymarine, stekelige weldoener voor de lever; De Orthomoleculaire Koerier 19(3):3-11, 2004.
  • Farzaei MH et al.: Curcumin in Liver Diseases: A Systematic Review of the Cellular Mechanisms of Oxidative Stress and Clinical Perspective; Nutrients 10(7):855, 2018.
  • Wikipedia (nl): Alanine-aminotransferase; geraadpleegd 6-2021.
  • Fructus Silby Mariae; WHO monographs on selected medicinal plants 2:300-316, WHO 2003.
  • Ferenci P et al.: Randomized controlled trial of silymarin treatment in patients with cirrhosis of the liver; Journal of Hepatology 9(1):105-113, 1989.
  • Fraschini F, Demartini G, Esposti D: Pharmacology of Silymarin; Clinical Drug Investigation 22:51–65, 2002.
  • Gillessen A, Schmidt HH: Silymarin as Supportive Treatment in Liver Diseases: A Narrative Review; Advances in Therapy 37(4):1279-1301, 2020.
  • Federico A, Dallio M, Loguercio C: Silymarin/Silybin and Chronic Liver Disease: A Marriage of Many Years; Molecules 22(2):191, 2017.
  • Karimi G et al.: “Silymarin”, a Promising Pharmacological Agent for Treatment of Diseases; Iranian Journal of Basic Medical Sciences 14(4):308-317, 2011.
  • Carducci R et al.: Silibinin and acute poisoning with Amanita phalloides; Minerva Anestesiologica 62(5):187-193, 1996.
  • Verhelst G: Groot handboek geneeskrachtige planten (4e druk); 220-222, 533-535, Mannavita, 2010. ISBN-13 9789080778467.
  • González-Castejón M, Visioli F, Rodriguez-Casado A: Diverse biological activities of dandelion; Nutrition Reviews 70(9):534-547, 2012.
  • Clare BA, Conroy RS, Spelman K: The diuretic effect in human subjects of an extract of Taraxacum officinale folium over a single day; Journal of Alternative and Complementary Medicine 15(8):929-934, 2009.
  • Xu L et al: Protective Effects of Taraxasterol against Ethanol-Induced Liver Injury by Regulating CYP2E1/Nrf2/HO-1 and NF-κB Signaling Pathways in Mice; Oxidative Medicine and Cellular Longevity 2018:8284107, 2018.
  • Gargouri M et al.: Dandelion-enriched diet of mothers alleviates lead-induced damages in liver of newborn rats; Cellular and Molecular Biology 63(2):67-75, 2017.
  • Ren YS et al.: Dandelion polyphenols protect against acetaminophen-induced hepatotoxicity in mice via activation of the Nrf-2/HO-1 pathway and inhibition of the JNK signaling pathway; Chinese Journal of National Medicines 18(2):103-113, 2020.
  • Yang Y et al.: In vitro inhibition effects of hepatitis B virus by dandelion and taraxasterol; Infectious Agents and Cancer 15:44, 2020.
  • Salekzamani S, Ebrahimi-Mameghani M, Rezazadeh K: The antioxidant activity of artichoke (Cynara scolymus): A systematic review and meta-analysis of animal studies; Phytotherapy Research 33(1):55-71, 2019.
  • Ahmadi A, Heidarian E, Ghatreh-Samani K: Modulatory effects of artichoke (Cynara scolymus L.) leaf extract against oxidative stress and hepatic TNF-α gene expression in acute diazinon-induced liver injury in rats; Journal of Basic Clinical Physiology and Pharmacology 30(5), 2019.
  • El Morsy EM, Kamel R: Protective effect of artichoke leaf extract against paracetamol-induced hepatotoxicity in rats; Pharmaceutical Biology 53(2):167-173, 2015.
  • Elsayed Elgarawany G et al.: Hepatoprotective effect of artichoke leaf extracts in comparison with silymarin on acetaminophen-induced hepatotoxicity in mice; Journal of Immunoassay & Immunochemistry 41(1):84-96, 2020.
  • Heidarian E, Rafieian-Kopaei M: Protective effect of artichoke (Cynara scolymus) leaf extract against lead toxicity in rat; Pharmaceutical Biology 51(9):1104-1109, 2013.
  • El-Boshy M et al.: Studies on the protective effect of the artichoke (Cynara scolymus) leaf extract against cadmium toxicity-induced oxidative stress, hepatorenal damage, and immunosuppressive and hematological disorders in rats; Environmental Science and Pollution Research International 24(13):12372-12383, 2017.
  • Malekshah RE et al.: Effect of zeolite nano-materials and artichoke (Cynara scolymus L.) leaf extract on increase in urinary clearance of systematically absorbed nicotine; Arzneimittelforschung 62(12):650-654, 2012.
  • Panahi Y et al.: Efficacy of artichoke leaf extract in non-alcoholic fatty liver disease: A pilot double-blind randomized controlled trial; Phytotherapy Research 32(7):1382-1387, 2018.
  • Curcuma; Alternative Medicine Review Monographs 119-125, 2002.
  • de Boer, E: Curcuma longa: medicinale plant met anti-oxidatieve, anti-inflammatoire en anticarcinogene eigenschappen; De Orthomoleculaire Koerier 17:5-10, 2002.
  • Karamalakova YD et al.: Hepatoprotective properties of Curcuma longa L. extract in bleomycin-induced chronic hepatotoxicity; Drug Discoveries & Therapeutics 13(1):9-16, 2019.
  • Salama SM et al.: Hepatoprotective effect of ethanolic extract of Curcuma longa on thioacetamide induced liver cirrhosis in rats; BMC Complementary and Alternative Medicine 13:56, 2013.
  • Rahmani S et al.: Treatment of Non-alcoholic Fatty Liver Disease with Curcumin: A Randomized Placebo-controlled Trial; Phytotherapy Research 30(9):1540-1548, 2016.
  • Panahi Y et al.: Efficacy and Safety of Phytosomal Curcumin in Non-Alcoholic Fatty Liver Disease: A Randomized Controlled Trial; Drug Research 67(4):244-251, 2017.
  • Jalali M et al.: The effects of curcumin supplementation on liver function, metabolic profile and body composition in patients with non-alcoholic fatty liver disease: A systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials; Complementary Therapies in Medicine 48:102283, 2020.
  • Alpha-lipoic Acid; Natural Medicines database, geraadpleegd 07-2021.
  • Shay KP et al.: Alpha-lipoic acid as a dietary supplement: molecular mechanisms and therapeutic potential; Biochimica et Biophysica Acta 1790(10):1149-1160, 2009.
  • Ghibu S et al.: An endogenous dithiol with antioxidant properties: alpha-lipoic acid, potential uses in cardiovascular diseases; Annales de cardiologie et d’angéiologie 57(3):161-165, 2008.
  • Tanaka Y et al.: Alpha-lipoic acid exerts a liver-protective effect in acute liver injury rats; Journal of Surgical Research 193(2):675-683, 2015.
  • Kaya-Dagistanli F et al.: The effects of alpha lipoic acid on liver cells damages and apoptosis induced by polyunsaturated fatty acids; Food and Chemical Toxicology 53:84-93, 2013.
  • Atalay E et al.: The effect of alpha‑lipoic acid on oxidative parameters and liver injury in rats with obstructive jaundice; Bratislavské lekárske listy 120(11):843-848, 2019.
  • Liu G et al.: α‑lipoic acid protects against carbon tetrachloride‑induced liver cirrhosis through the suppression of the TGF‑β/Smad3 pathway and autophagy; Molecular Medicine Reports 19(2):841-850, 2019.
  • Mahmoud YI, Mahmoud AA, Nassar G: Alpha-lipoic acid treatment of acetaminophen-induced rat liver damage; Biotechnic & Histochemistry 90(8):594-600, 2015.
  • Wallace TC, Fulgoni VL: Usual Choline Intakes Are Associated with Egg and Protein Food Consumption in the United States; Nutrients 9(8):pii: E839, aug. 2017.
  • Guerrerio AL et al.: Choline intake in a large cohort of patients with nonalcoholic fatty liver disease; American Journal of Clinical Nutrition 95(4):892-900, 2012.
  • Yu D et al.: Higher dietary choline intake is associated with lower risk of nonalcoholic fatty liver in normal-weight Chinese women; Journal of Nutrition 144(12):2034-2040, 2014.
  • Buchman AL et al.: Choline deficiency: a cause of hepatic steatosis during parenteral nutrition that can be reversed with intravenous choline supplementation; Hepatology 22(5):1399-1403, 1995.
  • Buchman AL et al.: Choline deficiency causes reversible hepatic abnormalities in patients receiving parenteral nutrition: proof of a human choline requirement: a placebo-controlled trial; Journal of Parenteral and Enteral Nutrition 25(5):260-268, 2001.

 

< Terug