Calcium
Calcium is het op vijf na meest voorkomende element in de aardkorst en behoort, samen met bijvoorbeeld magnesium, tot de aardalkalimetalen. De naam calcium is afgeleid van het Latijnse woord calx, dat kalksteen betekent. Tot eind 18e eeuw werden calcium- en magnesiumoxide vaak door elkaar gehaald en werden beide stoffen ‘ongebluste kalk’ genoemd. Pas eind 19e eeuw slaagde de Franse wetenschapper en Nobelprijswinnaar Henri Moissan erin chemisch zuiver calcium te bereiden door calciumjodide met natrium te reduceren.
Calcium speelt een veelzijdige rol in ons dagelijks leven. Zo wordt het gebruikt in broodverbeteraars (calciumfosfaat), tandpasta, witte verf, schoonmaakmiddelen (calciumcarbonaat), cement (calciumoxide), gips (calciumsulfaat), kunstmest (calciumnitraat) en als zuurteregelaar en antiklontermiddel in voedingsmiddelen. Daarnaast speelt het ook een belangrijke rol bij onze gezondheid.
Calcium in ons lichaam
Calcium is het meest voorkomende essentiële macromineraal in het menselijk lichaam. Een volwassene beschikt gemiddeld over een voorraad van 1 tot 1,2 kilogram calcium, waarvan circa 99% is opgeslagen in de botten en tanden. De overige 1% bevindt zich in de extracellulaire vloeistoffen, zoals bloed en lymfe, en in celmembranen, zachte weefsels en intracellulaire structuren.
Daar is het van belang voor de signaaloverdracht langs celmembranen, de zenuwprikkeloverdracht, het hartritme, het verwijden en vernauwen van de bloedvaten en voor de activiteit en afgifte van hormonen en neurotransmitters. Het is essentieel voor celdeling en activiteit van vele mitochondriale enzymen die betrokken zijn bij de energiestofwisseling.
In de botten en tanden zorgt calcium voor structuur en stevigheid, terwijl het skelet tegelijkertijd fungeert als calciumreservoir dat kan worden aangesproken bij tekorten in het bloed.
Het botweefsel bestaat voornamelijk uit collagene vezels (type I), kalkzouten en water. Binnen dit weefsel bevindt zich de zogeheten botmatrix, opgebouwd uit specifieke botcellen:
- Osteoblasten, die verantwoordelijk zijn voor de opbouw van botweefsel;
- Osteoclasten, die het afbreken van botweefsel verzorgen;
- Osteocyten, die het onderhoud en de communicatie binnen het botweefsel
De hydroxyapatietkristallen (Ca₅(PO₄) ₃OH), bestaande uit calcium en fosfaat, geven de botmatrix haar stevigheid. De collagene vezels zorgen op hun beurt voor flexibiliteit, waardoor de botten niet te hard, bros of breekbaar worden.
Vanaf de geboorte groeien de botten van kinderen: er is meer botaanmaak dan afbraak. Bij personen tussen de 20 en 30 jaar bereiken de botten hun maximale massa. Op latere leeftijd, tussen het 40e en 60e levensjaar, neemt de activiteit van de osteoblasten af en die van de osteoclasten toe. Bovendien neemt bij ouderen de botmineraaldichtheid (BMD) af, waardoor de kans op osteoporose en fracturen toeneemt. Andere risicogroepen voor een (te) lage BMD zijn mensen die worden behandeld met steroïden, lijden aan reumatoïde artritis of hyperparathyreoïdie, ondergewicht hebben of een eetstoornis hebben gehad.
Natuurlijke bronnen
Zuivelproducten zijn belangrijke bronnen van calcium, waarvan kaas (en dan met name mozzarella) de rijkste zijn. Groene groenten en vooral boerenkool zijn geweldige calciumbronnen. Net als waterkers, amandelen, tofu, vijgen en zeewier. Belangrijk is dat er ook vitamine D voor handen is voor adequate opname in de darmen.
Calciumhomeostase
De calciumhomeostase verwijst naar het nauwkeurige evenwicht waarmee het lichaam de calciumconcentratie in het bloed (de serumcalciumspiegel) reguleert. Deze regulatie is essentieel om de vele calciumafhankelijke cellulaire en fysiologische processen optimaal te laten verlopen. Het lichaam bewaakt deze balans zeer streng en is, indien nodig, bereid om calcium aan het skelet te onttrekken om een stabiele serumwaarde te handhaven. Dit kan echter gebeuren ten koste van de botmineraaldichtheid (BMD) en de totale botmassa.
De handhaving van dit evenwicht gebeurt hoofdzakelijk via hormonale regulatie. Hierbij spelen vier belangrijke factoren een rol:
- Parathormoon (PTH), geproduceerd door de bijschildklieren
- Calcitriol (1,25(OH)₂D), de biologisch actieve vorm van vitamine D
- Calcitonine, afkomstig uit de schildklier
- Calcium zelf
Hypocalciëmie
Wanneer de serumcalciumspiegel daalt, reageren de bijschildklieren direct door de afgifte van parathormoon (PTH) te verhogen. Deze klieren functioneren als een soort biologische sensor die veranderingen in de calciumconcentratie detecteert.
Het verhoogde PTH-gehalte stimuleert in de niercellen de omzetting van vitamine D naar zijn actieve vorm, calcitriol. Samen bevorderen PTH en calcitriol de heropname (reabsorptie) van calcium in de nieren en verhogen zij de opname van calcium in de darm.
PTH stimuleert daarnaast de botresorptie door het remmen van osteoblasten en het activeren van osteoclasten. Beide hormonen zorgen er zo voor dat de serumcalciumspiegel stijgt. Een stijging van de calcitriolspiegel leidt tot daling van de PTH-afgifte door middel van een negatief feedbackmechanisme.
Hypercalciëmie
Bij hypercalciëmie verhoogt de schildklier de productie van calcitonine in de schildkliercellen, wat de botresorptie door osteoclasten remt, de renale calciumuitscheiding verhoogt en PTH remt door middel van negatieve feedback. Het is van belang dat de serumcalciumspiegel niet te hoog wordt, aangezien dit kan zorgen voor afzetting van calcium in zachte weefsels, zoals vaatwanden (atherosclerose en arteriosclerose), kraakbeen en pezen, met als gevolg gewrichtspijn. Calcitriol wordt ook gecontroleerd door het serumfosforgehalte; een hoog serumfosforgehalte onderdrukt de vorming van calcitriol, terwijl een laag niveau deze stimuleert.
Totale calciumstatus en botbalans
De calciumstatus, ook wel de totale calciumbalans genoemd, verwijst naar de hoeveelheid calcium die in het skelet is opgeslagen. Deze status weerspiegelt de mate waarin het lichaam over een langere periode (meestal weken tot maanden) in evenwicht is tussen calciumopname en -verlies.
De totale calciumbalans wordt bepaald door het samenspel tussen intestinale absorptie van calcium en de uitscheiding via de nieren, darmen en zweetklieren. Wanneer deze processen goed in balans zijn, blijft de calciumvoorraad in het skelet stabiel.
De botbalans verandert echter gedurende het leven:
- Kinderen bevinden zich in een positieve botbalans, waarbij meer calcium wordt vastgelegd dan afgebroken — essentieel voor groei en botopbouw.
- Jongvolwassenen bereiken een neutrale botbalans, waarin opbouw en afbraak van botweefsel met elkaar in evenwicht zijn. Rond het 30e levensjaar wordt doorgaans de piekbotmassa
- Oudere volwassenen bevinden zich meestal in een negatieve botbalans, waarbij de botafbraak de botopbouw overtreft. Dit leidt geleidelijk tot verlies van botmassa — een natuurlijk en onvermijdelijk proces dat bij iedereen in meer of mindere mate optreedt. Bij voldoende opbouw in de jonge jaren, hoeft dit natuurlijke proces geen problemen op te leveren.
Wist u dat:
- wereldwijd 66% van de bevolking onvoldoende calcium binnenkrijgt?
- ook in Nederland 1 op de 3 mensen niet aan de aanbevolen hoeveelheid komt, ondanks onze reputatie als ‘zuivelland’?
Redenen om op je calciuminname te letten
Veganistisch voedingspatroon
Een geringe inname van calcium, zink, vitamine D en vitamine B12 kan invloed hebben op de stevigheid van de botten van vegetariërs en veganisten en kan het risico op botbreuken vergroten. Daarnaast remmen plantenstoffen als oxaalzuur (in o.a. rabarber, spinazie en bieten) en fytinezuur (in o.a. granen) de opname van calcium en hebben daardoor een ongunstig effect op de BMD. Uit een Spaanse meta-analyse van twintig studies met in totaal ruim 37.000 deelnemers bleek inderdaad dat vegetariërs en veganisten een lagere BMD in de femurhals (heup) en lumbale wervelkolom hadden dan omnivoren en dat veganisten vaker botbreuken hadden.
Uit ander onderzoek komt echter naar voren dat veganisten die wel voldoende calcium binnenkrijgen geen verhoogd risico op botbreuken hebben. Verder blijkt uit een grootschalig Brits onderzoek met meer dan 400.000 deelnemers dat ook semivegetariërs die wel gevogelte of vis eten een lagere BMD hebben dan regelmatige (rood) vleeseters.
Deze onderzoeksresultaten laten zien dat het weglaten van één of meerdere voedselgroepen vraagt om meer variatie in de overige voedselgroepen en het gebruik van verrijkte voedingsmiddelen en/of voedingssupplementen om toch een adequate voorziening van belangrijke nutriënten te bereiken.
Ouderdom
Met het toenemen van de leeftijd verandert de fysiologie van het lichaam op verschillende niveaus, waaronder de opname en het metabolisme van voedingsstoffen die essentieel zijn voor de botgezondheid. De calciumabsorptie neemt af naarmate men ouder wordt, mede door een verminderde efficiëntie van het spijsverteringsstelsel. Tegelijkertijd daalt ook de endogene synthese van vitamine D in de huid, doordat de concentratie van het precursor-molecuul 7-dehydrocholesterol (provitamine D3) afneemt.
Daarnaast brengen veel ouderen minder tijd buiten door, waardoor de blootstelling aan zonlicht (UVB-straling) beperkt is. Dit resulteert in een verminderde aanmaak van vitamine D, wat de calciumopname verder kan verminderen.
Onderzoek: Onvoldoende voorziening van calcium en vitamine D
Uit meerdere onderzoeken blijkt dat de inname van calcium en vitamine D bij ouderen vaak onvoldoende is. In de SENECA-studie, uitgevoerd in tien Europese landen, bleek circa een derde van de ouderen een zeer lage calciumconsumptie te hebben: 300–600 mg per dag bij vrouwen en 350–700 mg per dag bij mannen. Een Nederlandse studie onder 595 personen van 65 jaar en ouder toonde aan dat 36% van de deelnemers een vitamine D-deficiëntie had.
Een tekort aan calcium en vitamine D kan leiden tot secundaire hyperparathyreoïdie, waarbij de verhoogde activiteit van de bijschildklier leidt tot versnelde botafbraak en daarmee een verhoogd risico op fracturen. Verschillende studies hebben een omgekeerde relatie aangetoond tussen de serumwaarden van 25(OH)D (vitamine D-status) en PTH (parathyroïdhormoon), zowel bij zelfstandig wonende ouderen als bij bewoners van verzorgings- en verpleeghuizen.
In de Franse Decalyos II-studie werden 583 ambulante, hoogbejaarde vrouwen in verzorgingshuizen gedurende zes maanden gevolgd. Twee derde van de deelnemers kreeg een combinatie van vitamine D (800 IE/dag) en calcium (1.200 mg/dag); de overige vrouwen ontvingen een placebo. Na zes maanden waren de vitamine D- en PTH-spiegels in de interventiegroep genormaliseerd. In een subgroep van 114 vrouwen bleef de botmineraaldichtheid (BMD) ter hoogte van de dijbeenhals stabiel bij gebruik van vitamine D en calcium, terwijl deze in de placebogroep afnam. Bovendien was het risico op een heupfractuur 70% hoger in de placebogroep.
Zwangerschap
Tijdens de zwangerschap neemt de behoefte aan calcium toe. Dit mineraal wordt namelijk uit het bloed van de moeder gebruikt voor de botmineralisatie van de foetus en speelt een belangrijke rol bij een gezonde ontwikkeling van het kind.
Het wordt aangeraden dat zwangere vrouwen dagelijks ongeveer 1 gram calcium innemen. Een adequate calciuminname kan het risico op vroeggeboorte (met ongeveer 25% ten opzichte van placebo), zwakke botten, een te laag geboortegewicht van de baby en een verhoogde bloeddruk bij de moeder helpen verminderen.
Onderzoek toont aan dat vrouwen die vanaf het tweede trimester dagelijks extra calcium gebruiken en dit tot aan het einde van de zwangerschap volhouden, de kans op zwangerschapsvergiftiging (pre-eclampsie) met circa 55% kunnen verlagen, vooral bij vrouwen met een lage calciuminname en een verhoogd risico op pre-eclampsie.
Zoals eerder beschreven is het belangrijk om de totale dagelijkse hoeveelheid calcium te verdelen over meerdere innamemomenten (maximaal 500 mg per keer) om de opname te optimaliseren en een te hoge concentratie in één keer te voorkomen.
Voor veel zwangere vrouwen is het een uitdaging om voldoende calcium binnen te krijgen via voeding alleen. Factoren zoals misselijkheid, veranderde eetgewoonten en voedselvoorkeuren kunnen hierbij een rol spelen. Zuivelproducten leveren doorgaans de grootste bijdrage aan de calciuminname; zo bevat een glas melk gemiddeld ongeveer 200 mg calcium.
Ongeveer 60% van de zwangere vrouwen gebruikt dagelijks een (prenataal) multivitaminen- en mineralensupplement. Deze supplementen bevatten echter vaak onvoldoende calcium, omdat dit mineraal vanwege ruimtegebrek meestal wordt weggelaten. Bovendien kan calcium in hogere doses de opname van andere nutriënten, zoals ijzer, verminderen. Daarom is het raadzaam om — indien nodig — een aanvullend calciumsupplement te overwegen, afgestemd op de individuele voedingsinname en behoefte.
Onderzoek naar calciuminname bij zwangere vrouwen
Uit onderzoek van het UMC+ en de Universiteit Maastricht onder 2.500 zwangere vrouwen in Limburg blijkt dat ongeveer 42% onvoldoende calcium binnenkrijgt.
Een los calciumsupplement kan in dergelijke gevallen een effectieve manier zijn om de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid te bereiken. Onderzoek suggereert bovendien dat gerichte calciumsuppletie kan bijdragen aan een aanzienlijke vermindering van het risico op pre-eclampsie en de daarmee samenhangende zorgkosten.
Hoewel calciumsuppletie over het algemeen goed wordt verdragen, is het belangrijk rekening te houden met de aanvaardbare bovengrens van 2,5 gram calcium per dag. Een langdurige inname boven deze grens kan leiden tot hypercalciëmie, nierfalen, verkalking van weke delen of nierstenen.
PMS (Premenstrueel Syndroom)
Dagelijkse inname van voldoende calcium (1.000-1.336 mg) uit de voeding lijkt symptomen van PMS met 18% te kunnen verminderen tegenover placebo blijkt uit meerdere klinische studies en een review onderzoek. Het verhogen van de calciuminname uit voeding wordt ook in verband gebracht met een verminderde kans op de ontwikkeling van PMS. Zo blijkt bij het consumeren van 1.283 mg calcium per dag het risico met 30% te kunnen verminderen op de ontwikkeling ervan vergeleken met het consumeren van slechts 529 mg calcium per dag. Voldoende inname van calcium zou een depressieve stemming, het vasthouden van vocht en pijn aanzienlijk verminderen.
Postmenopauze
Vrouwen in en na de overgang hebben vaak een verhoogde behoefte aan calcium. De hormonale veranderingen zorgen ervoor dat calcium minder goed wordt opgenomen, waarbij het botverlies het snelst gaat in de eerste jaren van de menopauze en ongeveer 6 tot 7 jaren doorgaat in een geringer tempo. Na deze periode is het botverlies zo’n 2% per jaar. Dit sterke verlies tijdens de menopauze komt volgens onderzoek door de snelle daling van de oestrogeenspiegel en veroorzaakt zo een hoge botresorptiesnelheid, waardoor de serumcalciumspiegels stijgen en daardoor de intestinale opname van calcium afneemt.
Oestrogeen speelt een belangrijke regulerende rol in de calciumbalans door de aanmaak van het schildklierhormoon calcitonine te stimuleren. Calcitonine werkt samen met het parathormoon (PTH), geproduceerd door de bijschildklieren, om de calciumspiegels in het bloed in evenwicht te houden.
Wanneer de oestrogeenproductie afneemt, zoals tijdens de overgang, daalt ook de aanmaak van calcitonine. Hierdoor raakt de delicate balans tussen calcitonine en PTH verstoord, wat kan leiden tot een verminderde calciumopname in de darmen en een verhoogde botafbraak.
Botresorptie is het natuurlijke proces waarbij botweefsel door osteoclasten wordt afgebroken, waarna osteoblasten nieuw bot vormen. Dit voortdurende remodelleringsproces wordt sterk beïnvloed door oestrogeen. Oestrogeen remt namelijk de osteoclastogenese door de productie van interleukine-1β (IL-1β) en tumornecrosefactor-α (TNF-α) te onderdrukken — beide krachtige stimulatoren van botafbraak en remmers van botvorming. Deze cytokinen beïnvloeden osteoblasten, die op hun beurt rijpe osteoclasten activeren.
In-vitro leidt dit tot een verhoogde osteolyse, terwijl in vivo een toename van botverlies en circulerend calcium wordt waargenomen. Oestrogeen bevordert daarnaast de apoptose (geprogrammeerde celdood) van volwassen osteoclasten, wat bijdraagt aan het behoud van botmassa. Daarmee heeft oestrogeen een beschermend effect op het skelet door de balans tussen botafbraak en botopbouw te ondersteunen.

De rol van vitamine D
Bij oudere vrouwen speelt daarnaast een verminderde vitamine D-respons in de darmen een rol, wat kan bijdragen aan een negatieve calciumbalans en versnelde botresorptie. Uit verschillende kleinere klinische studies blijkt dat een dagelijkse inname van 1.000–1.600 mg calcium via voeding en/of suppletie dit proces kan vertragen. Hierdoor kan het jaarlijkse botverlies met 0,25–1% worden verminderd, waarbij de grootste verbeteringen optreden in de eerste 1 à 2 jaar van suppletie, wanneer actieve botremodelleringshaarden worden genormaliseerd. Na deze periode neemt het verschil in botverlies tussen gesuppleerde en niet-gesuppleerde vrouwen af tot circa 0,25% per jaar. Een meta-analyse suggereert bovendien dat na ongeveer vier jaar suppletie geen extra winst meer wordt geboekt.
Vitamine D speelt hierbij een cruciale rol, aangezien deze vitamine de intestinale opname van calcium ondersteunt en bijdraagt aan het behoud van een optimale botmineraaldichtheid (BMD).
Osteoporose en medicatie
Osteoporose is een chronische aandoening die invloed heeft op het skelet en zich uit in een verminderde BMD. De botstructuur verandert hierdoor en wordt poreuzer. Mensen met osteoporose lopen hierdoor een groter risico op fracturen. Vaak blijft de aandoening onopgemerkt zolang er geen fractuur optreedt met als gevolg fysieke, sociale, psychologische en financiële consequenties en soms zelfs vervroegde sterfte. Een fractuur is dan ook meestal het eerste signaal om te starten met nader onderzoek of er sprake is van osteoporose. Iedereen die 50 jaar of ouder is en een fractuur oploopt, dient nader onderzocht te worden op deze aandoening. In Nederland zijn er op dit moment meer dan 1 miljoen mensen met osteoporose volgens de Osteoporosevereniging. Jaarlijks breken ruim 105.000 mensen ouder dan 55 jaar een bot als gevolg van deze aandoening. Het merendeel hiervan is vrouw, ongeveer 2/3.
Typen osteoporose
Osteoporose wordt onderverdeeld in primaire en secundaire osteoporose, waarbij osteopenie het voorstadium vormt.
- Primaire osteoporose is het gevolg van natuurlijke verouderingsprocessen.
- Secundaire osteoporose ontstaat als gevolg van een onderliggende aandoening of door langdurig gebruik van bepaalde geneesmiddelen.
Invloed medicatie
Bij behandeling van osteoporose met bisfosfonaten (met uitzondering van zoledroninezuur) of denosumab is suppletie met vitamine D (800 IE) en calcium (500 mg per dag) geïndiceerd wanneer de voedingsinname hiervan onvoldoende is. Dit is conform de NHG-richtlijn Osteoporose.
Bij primaire osteoporose wordt suppletie met 500 mg calcium en 800 IE vitamine D aanbevolen, naast specifieke osteoporosemedicatie. Deze suppletie dient op een ander tijdstip te worden ingenomen dan de osteoporosemedicatie, aangezien de werking van de geneesmiddelen afhankelijk is van hun binding aan het botoppervlak en opname door osteoclasten. Deze binding leidt tot inactivatie en apoptose van de osteoclasten, waardoor botafbraak wordt geremd.
Invloed van protonpompremmers (PPI’s)
Langdurig gebruik van protonpompremmers (PPI’s) is volgens de NHG-richtlijn geassocieerd met een licht verhoogd risico op heup-, wervel- en polsfracturen. Dit komt doordat calciumabsorptie in de darm mede afhankelijk is van een zure maaginhoud. PPI’s verminderen de maagzuurproductie, waardoor de opname van calcium — met name calciumcarbonaat — kan afnemen.
Een zure omgeving bevordert de afgifte van geïoniseerd calcium uit calciumzouten, en de oplosbaarheid van calcium is bepalend voor de absorptie. In dergelijke gevallen kan het wenselijk zijn om te kiezen voor een wateroplosbare, organische calciumvariant (zoals calciumcitraat).
Daarnaast kunnen PPI’s de samenstelling van de darmmicrobiota veranderen, wat mogelijk de opname van voedingsstoffen zoals calcium, vitamine D en magnesium beïnvloedt. Verminderde beschikbaarheid van deze nutriënten kan op lange termijn bijdragen aan een verhoogd risico op osteoporose.
Na een bariatrische ingreep (gastric bypass)
Volgens gepubliceerde richtlijnen op het vlak van bariatrische voedingsleer hebben alle patiënten die een maagverkleining hebben ondergaan een behoefte aan calciumsuppletie. Door de ingreep wordt het maagvolume verkleind, met als gevolg minder voedselinname en een geringere aanmaak van spijsverteringsenzymen en maagzuur. Het transport via het maagdarmstelsel is verkort en het lichaam heeft hierdoor minder de tijd om calcium uit de voeding te halen en op te nemen. Afhankelijk van de ingreep ontstaat een verhoogde behoefte aan calcium. Om te voorkomen dat er een tekort ontstaat en een verhoogd risico op mineralen- en botproblemen, zoals botdemineralisatie en osteoporose, is er afhankelijk gekozen vanuit het type bariatrische ingreep zo’n 1.200-2.000 mg calcium per dag nodig. Dit dient verdeeld over een aantal momenten per dag te worden ingenomen in verband met de maximale opnamecapaciteit van 500 mg per keer. Calciumsupplementen op basis van calcium citraat worden wereldwijd aanbevolen na een bariatrische ingreep vanwege de verminderde maagzuurproductie en afgifte van pepsine, waardoor anorganische verbindingen minder goed opgelost en opgenomen worden.
Bijwerkingen en interacties
Calcium is veilig bevonden bij oraal gebruik in de juiste dosering. Overmatige doses moeten worden vermeden. Een dagelijkse inname van meer dan 2.500 mg calcium kan het risico verhogen op de ontwikkeling van urinewegstenen, hypercalciëmie, verkalking van de nieren en vaatwanden en hart- en vaatziekten.
Het wordt aanbevolen calcium samen met vitamine D in te nemen en per keer niet meer dan 500 mg calcium (uit voeding en/of suppletie) in te nemen in verband met de beperkte opname (drempelabsorptie).
Calcium wordt over het algemeen goed verdragen. De meest voorkomende bijwerkingen zijn oprispingen, constipatie, diarree, winderigheid en maagklachten.
Interacties met reguliere medicijnen
Calcium kan bij oraal gebruik de opname van sommige medicijnen verminderen (ook bij intraveneus gebruik, maar deze toediening en interacties worden in dit document buiten beschouwing gelaten).
Zo kan calcium de opname van bisfosfonaten (medicijnen bij osteoporose) verminderen. Patiënten dienen geadviseerd te worden om het bisfosfonaat ten minste 60 minuten voor calcium in te nemen of op een ander tijdstip van de dag.
Calcium lijkt de opname van antibiotica uit de groep fluorchinolonen te verlagen. Dit is vooral het geval bij calciumsupplementen of calciumverrijkte voeding. Calcium bindt zich in de darmen aan het geneesmiddel en vermindert hiermee de werking. Calcium kan bij gelijktijdig gebruik ook de absorptie van tetracyclinen, ketoconazol, ijzer, zink, levothyroxine en estramustine verminderen. Daarom tetracycline ten minste 2 uur vóór of 4-6 uur na calcium innemen, fluorchinolon ten minste 2 uur ervóór of 2-4 uur erna (afhankelijk van het fluorchinolon), ijzer en zink ten minste 2 uur ervoor of erna en levothyroxine minimaal 2 uur ervóór of 4 uur erna.
Gelijktijdig gebruik van vitamine D bevordert de calciumresorptie. Thiazidediuretica, parathyroïdhormoon en vitamine D verminderen de renale uitscheiding van calcium.
Theoretisch gezien kan gelijktijdig gebruik van calcium en het geneesmiddel lithium het risico op hypercalciëmie verhogen. Klinisch onderzoek suggereert dat langdurig gebruik van lithium hypercalciëmie kan veroorzaken bij 10-60% van de patiënten. Het risico wordt groter wanneer calcium en lithium samen worden voorgeschreven.
Calcium lijkt ten slotte de werking van het geneesmiddel sotalol te verminderen, waarschijnlijk door onoplosbare complexen te vormen. Adviseer de patiënt om het middel ten minste 2 uur voor of 4-6 uur na calcium in te nemen.
Waarschuwingen
Raadpleeg uw gezondheidsprofessional, arts of apotheker bij zwangerschap, borstvoeding, medicijngebruik of onduidelijkheden.
Bronvermelding
- Jessica P. M. M. Willemse et al.: Calcium intake from diet and supplement use during early pregnancy: the Expect study I. European Journal of Nutrition. Published: 19 January 2019 Volume 59, pages 167–174, (2020)
- Website Maastricht University. Geraadpleegd september 2024. Te weinig calcium in multivitaminen voor zwangeren | Maastricht University
- Website Wat eet Nederland. Geraadpleegd september 2024. Zuivel en zuivelvervangers | Wat eet Nederland
- Susan Reinwald et al.: The health benefits of calcium citrate malate: a review of the supporting science DOI: 1016/S1043-4526(07)00006-X
- Website West Bengal Chemical Industries Limited – Protein and Mineral Power- The Benefits of Calcium Pidolate. Gepubliceerd september 2024. Geraadpleegd oktober 2024. The Benefits of Calcium Pidolate – WBCIL
- Website Voedingscentrum – Calcium. Geraadpleegd september 2024. Calcium | Voedingscentrum
- pdf (vitamine-info.nl)
- Website Richtlijnen database – Chirurgische behandeling van obesitas. Geraadpleegd september 2024. Medische nazorg & follow-up na chirurgische behandeling van obesitas – Richtlijn – Richtlijnendatabase
- Richtlijnen NHG – Kennisdocument Calcium en vitamine D. Geraadpleegd oktober 2024. Eindversie Kennisdocument Calcium en vitamine D_01.pdf (nhg.org)
- Website NaturalMedicines – Calcium. Geraadpleegd september/oktober 2024.
- Simone Passarelli et al.: Global estimation of dietary micronutrient inadequacies: a modelling analysis. The Lancet Glob Health. 2024 Aug 29:S2214-109X(24)00276-6. Doi: 10.1016/S2214-109X(24)00276-6.
- Chiu KM. Efficacy of calcium supplements on bone mass in postmenopausal women. J Gerontol A Biol Sci Med Sci 1999;54:M275-80
- Postma-Smeets A, van Dooren C: Factsheet Vegetarisch en veganistisch eten; Voedingscentrum, 2018
- Voedingsnormen voor vitamines en mineralen voor volwassenen. Nr. 2018/19, Den Haag september 2018. Gezondheidsraad. Geraadpleegd september 2024.
- Website VitEducatief – De voor- en nadelen van een vegetarisch of veganistisch voedingspatroon. Geraadpleegd september 2024.
- Website VitEducatief – Nutriënten om het skelet in goede conditie te houden
- Mohammad Tinawi. Disorders of Calcium Metabolism: Hypocalcemia and Hypercalcemia. PMCID: PMC7849212. PMID: 33542868.
- Chunxiao Liu et al.: Effects of combined calcium and vitamin D supplementation on osteoporosis in postmenopausal women: a systematic review and meta-analysis of randomized controlled trials. Food Funct. 2020 Dec 1;11(12):10817-10827. Doi: 10.1039/d0fo00787k.
- Website Natuurdiëtisten Nederland – Osteoporose. Geraadpleegd september/oktober 2024.
- Aayushi Bhatnagar et al.: Postmenopausal Osteoporosis: A Literature Review. 2022 Sep 20;14(9):e29367. Doi: 10.7759/cureus.29367
- JCI – Pathogenesis of osteoporosis: concepts, conflicts, and prospects
- Website Osteoporose vereniging – DEXA-scan en VFA. Geraadpleegd oktober 2024.
- Website Osteoporose vereniging – Wat is osteoporose. Geraadpleegd oktober 2024.
- Richtlijnen NHG – Kennisdocument Protonpompremmers. Geraadpleegd oktober 2024.
- Tetsuhide Ito et al.: Association of Long-term Proton Pump Inhibitor Therapy with Bone Fractures and effects on Absorption of Calcium, Vitamin B12, Iron, and Magnesium. PMCID: PMC2974811 NIHMSID: NIHMS239233 PMID: 20882439
- Antonio Cano et al.: Calcium in the prevention of postmenopausal osteoporosis: EMAS clinical guide. Maturitas Volume 107, January 2018, Pages 7-12. https://doi.org/10.1016/j.maturitas.2017.10.004
- C. Gallagher et al.: Effect of estrogen on calcium absorption and serum vitamin D metabolites in postmenopausal osteoporosis. J Clin Endocrinol Metab. 1980 Dec;51(6):1359-64. PMID: 6255005. Doi: 10.1210/jcem-51-6-1359
- A Catharine Ross et al.: Dietary Reference Intakes for Calcium and Vitamin D. Institute of Medicine (US). Committee to Review Dietary Reference Intakes for Vitamin D and Calcium. Washington (DC): National Academies Press (US); 2011
- WHO recommendation – Calcium supplementation during pregnancy for the prevention of pre-eclampsia and its complications. Geraadpleegd oktober 2024. 9789241550451-eng.pdf
- Jiali Wang et al.: Gut microbiota and calcium balance. REVIEW article Frontiers. Microbiol., 20 December 2022 Sec. Microbial Physiology and Metabolism Volume 13 – 2022. https://doi.org/10.3389/fmicb.2022.1033933
- Website Farmacotherapeutisch Kompas – Calciumzouten (als supplement). Geraadpleegd oktober 2024.
- Anne Marie Whelan et al.: Herbs, vitamins and minerals in the treatment of premenstrual syndrome: a systematic review. Can J Clin Pharmacol. 2009 Fall;16(3):e407-29. Epub 2009 Oct 29. PMID: 19923637.
