Taurine

Taurine is een zwavelhoudend organisch zuur (2-amino-ethaansulfonzuur) dat vaak als een semi-essentieel aminozuur wordt beschouwd. Strikt genomen is het echter geen echt aminozuur: het is een stofwisselingsproduct van de aminozuren cysteïne en methionine. Taurine wordt niet gebruikt voor eiwitsynthese en komt alleen voor in vrije vorm of in eenvoudige peptiden.

In 1827 werd taurine voor het eerst geïsoleerd door de chemici Friedrich Tiedemann en Leopold Gmelin, die het uit ossengal verkregen door deze met water te koken. De naam ‘taurine’ dook in 1838 voor het eerst op in de wetenschappelijke literatuur en is afgeleid van het Latijnse taurus, dat ‘stier’ betekent.

Natuurlijke bronnen

Goede voedingsbronnen van taurine zijn schaal- en schelpdieren, vis, gevogelte, vlees, zuivelproducten en moedermelk.

Mogelijke tekorten

Een westers dieet levert gemiddeld 40 tot 400 milligram taurine per dag. Het lichaam kan taurine zelf aanmaken uit de aminozuren L-cysteïne en L-methionine, voornamelijk in de lever en in mindere mate in de hersenen. Voor deze synthese is de cofactor pyridoxaal-5′-fosfaat (P-5-P) nodig, de actieve vorm van vitamine B6. Een tekort aan vitamine B6 kan daarom de taurineproductie belemmeren.

In bepaalde situaties — zoals stress, ziekte, of bij jonge kinderen — kan de eigen aanmaak van taurine onvoldoende zijn. Ook vegetariërs en veganisten hebben vaak een lagere taurinestatus, aangezien taurine vrijwel uitsluitend in dierlijke producten voorkomt. In zulke gevallen kan een supplement uitkomst bieden.

Taurine: een veelzijdige stof met brede werkingsmechanismen
Taurine komt voor in vrijwel alle lichaamsweefsels, voornamelijk opgelost in het cytosol (de intracellulaire vloeistof) of gebonden aan celmembranen. De hoogste concentraties bevinden zich in het spierweefsel – vooral in de hartspier – en verder in de hersenen, het netvlies van het oog, het zenuwstelsel, evenals in witte bloedcellen en bloedplaatjes.

Taurine is een zwavelhoudende, aminozuurachtige stof die een breed scala aan metabole en fysiologische functies vervult. Het speelt een essentiële rol in het goed functioneren van zenuwweefsel en spieren, doordat het prikkelbare celmembranen stabiliseert. In de hersenen fungeert taurine bovendien als een neurotransmitterachtige stof en helpt het zenuwcellen te beschermen tegen beschadiging.

Ook op orgaanniveau is taurine van belang. Het ondersteunt de leverfunctie, onder andere bij ontgifting, vetstofwisseling en galproductie. Daarnaast speelt het een rol in de glucosestofwisseling, met aanwijzingen dat een goede taurinestatus mogelijk beschermend werkt tegen diabetes.

Taurine is verder betrokken bij de bescherming van de ogen en ook het hart- en vaatstelsel profiteert van taurine. Het ondersteunt de hartfunctie, helpt het hartritme te stabiliseren, reguleert de bloeddruk en kan bijdragen aan het voorkomen van atherosclerose. Een tekort aan taurine wordt in verband gebracht met een verhoogd risico op hartritmestoornissen.

Taurine mogelijk van belang voor de vruchtbaarheid, met name in spermacellen, hoewel de precieze werking op dit vlak nog niet volledig is opgehelderd.

Tot slot wordt taurine vaak toegevoegd aan energiedrankjes vanwege de vermeende prestatie bevorderende werking.

Gezondheidseffecten

Inhiberende neurotransmitter en GABA-agonist
Taurine vertoont qua structuur overeenkomsten met de remmende neurotransmitter GABA (gamma-aminoboterzuur) en functioneert als een GABA-agonist. Het kan zich binden aan GABA-receptoren en hun gevoeligheid verhogen, waardoor de werking van GABA wordt versterkt. Bovendien stimuleert taurine de aanmaak en afgifte van GABA, en oefent het in de hersenen ook zelf een GABA-achtige, kalmerende werking uit.

Hoewel taurine zich op GABA-receptoren kan binden, veroorzaakt het niet exact dezelfde effecten als GABA zelf. Wel werkt het tegengesteld aan het stimulerende glutamaat (glutaminezuur), wat bijdraagt aan een evenwicht tussen opwinding en remming in het zenuwstelsel. Op deze manier helpt taurine het brein te kalmeren en biedt het bescherming tegen zenuwschade die kan ontstaan bij overmatige glutamaatactiviteit. Uit diverse dierstudies blijkt bovendien dat taurine een anxiolytisch (angstremmend) effect kan hebben.

Bescherming tegen ophoping van calciumionen
Het binnendringen en ophopen van calciumionen (Ca2+) in de cel vormt een belangrijke bron van celschade en wordt gezien als een cruciale factor bij neuronale beschadiging. Dit proces kan leiden tot verlies van de membraanpotentiaal en uiteindelijk tot celdood. Taurine beschermt de cel tegen de schadelijke effecten van een teveel aan calciumionen op verschillende wijze.

Bescherming tegen oxidatieve stress
Taurine beschermt het lichaam op meerdere manieren tegen oxidatieve stress. Het neutraliseert direct hypochloriet (HOCl), een agressieve stof die tijdens ontstekingen door neutrofiele granulocyten wordt geproduceerd. Zo voorkomt taurine weefselschade en de vorming van giftige aldehyden.

Hoewel taurine andere reactieve zuurstofsoorten niet rechtstreeks kan uitschakelen, werkt het via indirecte routes. Het versterkt de antioxidatieve afweer van het lichaam, remt de activiteit van neutrofiele granulocyten (waardoor minder vrije radicalen ontstaan), en voorkomt de ophoping van calciumionen, een proces dat de vorming van vrije radicalen stimuleert. Daarnaast bindt taurine zich aan schadelijke stoffen (xenobiotica), waardoor deze geen vrije radicalen meer kunnen genereren. Ook vermindert het de beschikbaarheid van lipiden voor peroxidatie, wat verdere celschade helpt voorkomen.

Membraanstabilisatie
Taurine speelt een belangrijke rol in elektrisch actieve weefsels zoals de hersenen en het hart, waar het helpt de celmembranen te stabiliseren. Hierdoor wordt ongewenste prikkeling van zenuwcellen voorkomen. De stabiliserende werking van taurine op de celmembranen is te danken aan verschillende factoren: het reguleren van de osmotische druk, het in stand houden van de mineralenbalans, het remmen van de fosforylatie van membraaneiwitten en het voorkomen van lipideperoxidatie.

Conjugatie van galzuren
Galzuren worden in de lever uit cholesterol gevormd en zijn onmisbaar voor de opname van vetten en vetoplosbare vitaminen in de darm. Om effectief te kunnen functioneren, moeten galzuren worden gekoppeld aan glycine of taurine, waardoor galzouten ontstaan. Taurine speelt hierbij een belangrijke rol: het houdt galzuren bij normale pH vloeibaar, wat de kans op galsteenvorming vermindert. Ongeveer 80% van de galzuren wordt aan het einde van het ileum opnieuw opgenomen via de enterohepatische kringloop, en hergebruikt door het lichaam.

Immuunsysteem
Taurine is het meest voorkomende aminozuur in witte bloedcellen. Het lijkt deze immuuncellen te beschermen tegen de schadelijke stoffen die zij zelf produceren tijdens de afweer tegen virussen, bacteriën en andere ziekteverwekkers. Hoewel de precieze rol van taurine in het immuunsysteem nog niet volledig is opgehelderd, is het onderwerp van lopend wetenschappelijk onderzoek.

Glucosestofwisseling/ diabetes type 2
Taurine lijkt een gunstige rol te spelen bij de regulatie van de bloedsuikerspiegel, zowel bij diabetes type 1 als type 2. Het werkt mogelijk door het stimuleren van de activiteit van insulinereceptoren, waardoor cellen gevoeliger worden voor insuline. Bij mensen met diabetes type 2 kan taurine daarmee bijdragen aan een betere glucoseopname en -verwerking. Daarnaast kan een dagelijkse inname van ongeveer 1,5 gram taurine de bloedsuikerspiegel helpen verlagen en de abnormale activatie van bloedplaatjes verminderen.

Preklinisch onderzoek suggereert dat taurine als aanvullende therapie (adjuvans) mogelijk effectief is bij diabetes type 2. Bij mensen met deze aandoening worden vaak lagere plasmaspiegels van taurine gevonden dan bij gezonde personen. Omdat taurine betrokken is bij onder andere de glucosehomeostase, kan een tekort bijdragen aan metabole verstoringen en de ontwikkeling van diabetische complicaties. De vermoedelijke preventieve effecten van taurine worden toegeschreven aan diens antihyperglykemische, antioxidante, antifibrotische en ontstekingsremmende eigenschappen. De precieze moleculaire werkingsmechanismen zijn echter nog niet volledig opgehelderd.

Ooggezondheid
Taurine komt in bijzonder hoge concentraties voor in het netvlies (retina), een weefsel dat rijk is aan onverzadigde vetzuren en daardoor extra kwetsbaar is voor oxidatieve schade. Taurine speelt hier een belangrijke beschermende rol als antioxidant. Een tekort aan taurine kan leiden tot beschadiging van het netvlies, hoewel de exacte werking in het oog nog niet volledig bekend is.

Daarnaast beschermt taurine niet alleen het netvlies, maar ook de ooglens. Het heeft ontstekingsremmende eigenschappen en is betrokken bij meerdere fysiologische processen, waaronder de regulatie van de vochtbalans (osmoregulatie), de glucosestofwisseling, temperatuurregeling en het slaap-waakritme.

Interacties en bijwerkingen

Interacties met reguliere medicijnen

Antihypertensiva
Inname van taurine samen met andere producten met hypotensieve effecten kan het risico op hypotensie verhogen. Taurine heeft hypotensieve effecten aangetoond in klinisch onderzoek. Klinisch bewijs suggereert dat taurine zowel de systolische als de diastolische bloeddruk kan verlagen.

Lithium
Wees voorzichtig met deze combinatie. Theoretisch zou taurine de uitscheiding kunnen verminderen en de plasmaspiegel van lithium kunnen verhogen. Taurine zou diuretische eigenschappen hebben, waardoor de uitscheiding van lithium zou kunnen verminderen.

Bij gebruik met andere (kruiden)supplementen
Geen interacties bekend.

Interacties met voeding, mineralen, vitaminen
Mono-natriumglutamaat, oftewel Ve-tsin, een veelgebruikte smaakmaker, verlaagt de taurinespiegels. Hoge doseringen vitamine B5 verminderen de werking van taurine. Zink daarentegen versterkt de werking van taurine.

Contra-indicaties
Het is mogelijk dat taurine de secretie van maagzuur bevordert, daarom is voorzichtigheid geboden bij mensen met maagzweren. Verder zijn in de aanbevolen doseringen geen contra-indicaties bekend van taurine.

Bijwerkingen
Taurine wordt niet in verband gebracht met enig toxisch effect. In onderzoek bij patiënten waarbij tot 6 gram taurine per dag werd gegeven, zijn geen noemenswaardige bijwerkingen gevonden. Ook is geen enkel teratogeen effect gevonden. Bij sommige epilepsiepatiënten kan taurine (1,5 gram per dag) misselijkheid, hoofdpijn, sufheid en coördinatiestoornissen veroorzaken.

(SvZ)

Bronnen

  • Taurine – monograph. Altern Med Rev. 2001 Feb;6(1):78-82.
  • Aerts L, Van Assche FA. Taurine and taurine-deficiency in the perinatal period. J Perinat Med. 2002;30(4):281-6.
  • Birdsall TC. Therapeutic applications of taurine. Altern Med Rev. 1998 Apr;3(2):128-36.
  • Foos TM, Wu JY. The role of taurine in the central nervous system and the modulation of intracellular calcium homeostasis. Neurochem Res. 2002 Feb;27(1-2):21-6.
  • Hansen SH. The role of taurine in diabetes and the development of diabetic complications. Diabetes Metab Res Rev. 2001 Sep-Oct;17(5):330-46.
  • Kuriyama K, Hashimoto T. Interrelationship between taurine and GABA. Adv Exp Med Biol. 1998;442:329-37.
  • Lima L, Obregon F, Cubillos S et al. Taurine as a micronutrient in development and regeneration of the central nervous system. Nutr Neurosci. 2001;4(6):439-43.
  • Lourenco R, Camilo ME. Taurine: a conditionally essential amino acid in humans? An overview in health and disease. Nutr Hosp. 2002 Nov-Dec;17(6):262-70.
  • Militante JD, Lombardini JB. Taurine: evidence of physiological function in the retina. Nutr Neurosci. 2002 Apr;5(2):75-90.
  • Militante JD, Lombardini JB. Treatment of hypertension with oral taurine: experimental and clinical studies. Amino Acids. 2002;23(4):381-93.
  • Olive MF. Interactions between taurine and ethanol in the central nervous system. Amino Acids. 2002;23(4):345-57.
  • Redmond HP, Stapleton PP, Neary P, Bouchier-Hayes D. Immunonutrition: the role of taurine. Nutrition. 1998 Jul-Aug;14(7-8):599-604.
  • Saransaari P, Oja SS. Taurine and neural cell damage. Amino Acids. 2000;19(3-4):509-26.
  • Schaffer S, Takahashi K, Azuma J. Role of osmoregulation in the actions of taurine. Amino Acids. 2000;19(3-4):527-46.
  • Schaffer S, Solodushko V, Azuma J. Taurine-deficient cardiomyopathy: role of phospholipids, calcium and osmotic stress. Adv Exp Med Biol. 2000;483:57-69.
  • Schuller-Levis GB, Park E. Taurine: new implications for an old amino acid. FEMS Microbiol Lett. 2003 Sep 26;226(2):195-202.
  • Ripps H, Shen W. Review: taurine: a “very essential” amino acid. Mol Vis. 2012;18:2673-86. Epub 2012 Nov 12. PMID: 23170060; PMCID: PMC3501277.
  • Kim, J.-H., Han, H. S., & Nah, S.-Y. (2018). Effects and mechanisms of taurine as a therapeutic agent. Biomolecules & Therapeutics, 26(3), 225–241. https://doi.org/10.4062/biomolther.2017.251

 

< Terug