Vitamine B3

Vitamine B3 komt voor als nicotinezuur (niacine) en nicotinamide (niacinamide). In de vorm van nicotinamide is niacine gebonden aan een aminegroep. Nicotinamide kan in het lichaam worden omgezet in nicotinezuur. Deze stof werd in 1937 ontdekt door de Amerikaan Conrad Elvenjem. Zijn ontdekking hing samen met een veelvoorkomend tekort aan niacine in het zuiden van de Verenigde Staten, dat leidde tot de aandoening pellagra (zie gezondheidseffecten).

Natuurlijke bronnen van vitamine B3

Het woord niacine komt van een Engelse samentrekking voor nicotinezuur:
NIcotinic ACid vitamIN

Goede bronnen van niacine zijn vlees en vis, waar niacine in voorkomt als NAD(P), maar ook volkoren granen en waar niacine vooral in voorkomt als niacineglycoside en in mindere mate ook als eiwitgebonden niacine. Ook kan het lichaam zelf niacine aanmaken vanuit het aminozuur tryptofaan, al gebeurt dit maar met een zeer klein deel van de ingenomen hoeveelheid tryptofaan. Geschat wordt dat uit 60 mg tryptofaan 1 mg niacine kan worden gehaald door het lichaam. Alcoholisme of langdurig overmatig alcoholgebruik verhogen de niacinebehoefte (Gasperi et al., 2019).

In voedingssupplementen zijn verschillende vormen van niacine beschikbaar:

  • Niacine | Niacine of nicotinezuur is de meest effectieve en best onderzochte vorm in relatie tot het cholesterolverlagend effect. Het heeft een hoge biologische beschikbaarheid en wordt bijna volledig opgenomen in de bloedbaan vanuit de voeding (MacKay et al., 2012).
  • Niacinamide | Niacinamide of nicotinamide is een aminozuur-gebonden vorm van niacine. Het kan worden omgezet in niacine. Deze omzetting is onvoldoende efficiënt om voor de bijwerkingen, zoals een flush, te zorgen. Echter is deze ook niet efficiënt genoeg om voor de gunstige effecten op het cholesterolniveau te zorgen (MacKay et al., 2012).
  • Inositolhexanicotinaat | Inositolhexanicotinaat is een alternatieve vorm van niacine waarbij zes nicotinezuren gebonden zijn met een inositol molecuul. Deze vorm zou flushing (zie bijwerkingen – Flushing) verminderen, al is dit effect niet aangetoond bij klinische onderzoeken. Daarnaast wordt inositol hexanicotinaat aanbevolen als een flushvrije vorm van niacine, echter bestaat er nog discussie over de effectiviteit van deze vorm. Inositol hexanicotinaat wordt in principe goed opgenomen vanuit de darmen (circa 70% bereikt het bloedplasma) waarna nicotinezuur geleidelijk wordt vrijgegeven uit dit molecuul. Dit effect lijkt echter niet een voldoende sterke piek in niacine in het bloed te veroorzaken voor een relevant effect op de cholesterolwaardes (MacKay et al., 2012).
  • Geleidelijke afgifte | Omdat bij hoge doseringen van vrij beschikbaar nicotinezuur er hinderlijke bijwerkingen kunnen optreden, zijn er ook vormen met geleidelijke afgifte beschikbaar. In deze vormen zit vrije niacine verpakt in een matrix waardoor het geleidelijk wordt afgegeven. Ook deze supplementen hebben een hoge biologische beschikbaarheid van niacine en een vergelijkbaar effect op cholesterolwaardes als vrije nicotinezuur supplementen (MacKay et al., 2012).

Verschillende vormen hebben ook significant verschillende effecten in het lichaam (MacKay et al., 2012). Voor inname vanuit supplementen is een leeftijdsafhankelijke aanvaardbare bovengrens vastgesteld voor nicotinezuur en nicotinamide. Een overzicht hiervan staat in tabel 1. Voor inositolhexanicotinaat is een bovengrens voorgesteld van 3000 mg per dag (MacKay et al., 2012).

Tabel 1 Overzicht van de aanvaardbare bovengrens van nicotinezuur en nicotinamide voor verschillende leeftijden (Voedingscentrum, z.d.)
Leeftijd Nicotinezuur Nicotinamide
1 t/m 3 jaar 2 150
4 t/m 6 jaar 3 220
7 t/m 10 jaar 4 350
11 t/m 14 jaar 6 500
15 t/m 17 jaar 8 700

Werkzame stoffen /Werkingsmechanisme

Niacine wordt opgenomen in het lichaam in de maag, maar voornamelijk in de dunne darm. Verschillende receptoren lijken daar betrokken te zijn bij de opname. Zo lijkt de human organic anion transporter-10 voornamelijk betrokken bij concentraties niacine die voorkomen in de voeding en de natriumgekoppelde monocarboxylaat transporter bij hoge doseringen niacine uit supplementen. Niacine is een voorloper van nicotinamide-adenine-dinucleotide (NAD) en nicotinamide-adenine-dinucleotidefosfaat (NADP). Na omzetting van niacine tot deze stoffen worden ze gehydrolyseerd door enzymen in de darmwand en in de lever (glycohydrosylase) waardoor nicotinamide ontstaat. Nicotinamide wordt vervolgens getransporteerd naar de verschillende weefsels waar het wordt omgezet tot de co-enzymatische vorm (NAD en NADP) wanneer daar behoefte aan is (Gasperi et al., 2019).

NAD en NADP zijn als elektronendrager betrokken bij diverse stofwisselingsprocessen. NAD+ neemt dan elektronen op die vrijkomen bij het verwerken van voedingsstoffen, zoals suikers en vetzuren. Door die elektronen op te nemen ontstaat dan NADH. NADH geeft de elektronen vervolgens weer af in andere cellulaire processen waardoor de cirkel rond is. NADP wordt uit NAD gevormd door de toevoeging van een fosfaatgroep. Bijzonder is dat nicotinamide de bloed-hersenbarrière goed lijkt te kunnen passeren (Gasperi et al., 2019).

Het werkingsmechanisme van het effect van hoge doseringen nicotinezuur op de cholesterolniveaus is nog grotendeels niet begrepen. Wel zijn er aanwijzingen dat nicotinezuur in de lever het enzym diacylglycerol acyltransferase-2 remt. Dit enzym is cruciaal voor de aanmaak van triglyceriden. Remming van dit enzym zorgt er ook voor dat de intracellulaire afbraak van apoB wordt gestimuleerd en de secretie van VLDL en LDL wordt geremd. Daarnaast remt nicotinezuur de afbraak van apoA-I in de lever. Dit resulteert dan weer in een verhoogde concentratie HDL-cholesterol (Kamanna & Kashyap, 2008). Wel lijkt het erop dat een piek in de concentratie van niacine in het bloed nodig is om de gewenste effecten op hart- en vaatgezondheid te kunnen zien (MacKay et al., 2012).

Gezondheidseffecten (toepassingen, effecten en studies)

Doordat niacine betrokken is bij zulke essentiële processen in het lichaam heeft een tekort aan niacine ook vervelende gevolgen. Daarnaast zijn er verschillende gezondheidseffecten van niacinesuppletie onderzocht.

Pellagra
Vitamine B3 werd vroeger ook wel vitamine PP genoemd. De PP in deze benaming staat voor pellagra preventing en verwijst naar pellagra, de aandoening die kan ontstaan als iemand een ernstig tekort aan niacine of een verstoord niacinemetabolisme heeft. Pellagra heeft een effect op de huid, de spijsvertering en het brein. In de huid veroorzaakt het dermatitis en een sterke fotosensitiviteit, bij de spijsvertering zorgt het voor diarree en in de hersenen verstoort het de geheugenfunctie. Vroeger kwam deze aandoening nog voor door slechte voeding, maar tegenwoordig eigenlijk alleen nog bij alcoholisme. Dit komt doordat alcoholconsumptie de behoefte aan niacine vergroot (Hołubiec et al., 2021). Pellagra kan effectief worden behandeld met suppletie van 15-20 mg niacine of 300 mg nicotinamide per dag (Gasperi et al., 2019).

Cholesterol en cardiovasculaire gezondheid
Er zijn veel onderzoeken gedaan naar het effect van niacine op parameters van cardiovasculaire gezondheid. Met een systematische review analyseerden onderzoekers in 2017 de effecten die gevonden zijn in deze vele onderzoeken. Hieruit bleek dat niacinesuppletie leidde tot een toename van het High Density Lipoprotein (HDL) cholesterol met 21,4% bij een gemiddelde dosering van 9,31 mg niacine per dag. Ook werd een niet-significant verband (trend) ontdekt tot het verlagen van het risico op cardiovasculaire mortaliteit, coronaire dood, niet-fatale hartaanvallen en hersenbloedingen. Er werd echter geen afname gevonden in totale mortaliteit (Garg et al., 2017). Daarnaast blijkt uit onderzoeken dat niacine de waardes van apolipoproteïne (apo) A1 en apo B beïnvloedt. Apolipoproteïnen zijn samengestelde complexen, bestaande uit eiwitten, lipiden en triglyceriden. Apo B is gelinkt aan LDL-cholesterol, apo A1 aan HDL-cholesterol. Hieruit bleek dat doses tussen de 500-3000 mg/dag verlagen apo B waardes en apo A1 waardes verhoogden. Voor dit laatste waren doses van 1500 mg/dag of meer het meest effectief, evenals zogenaamde extended release formules (Saboori et al., 2024). Als standaardbehandeling met statines wordt gecombineerd met niacinesuppletie verhoogt dit de effectiviteit wat betreft de intima media dikte, zo blijkt uit de resultaten van een meta-analyse (Li et al., 2021).

Ontstekingsremming en metabole gezondheid
Er zijn ook een aantal klinische onderzoeken gedaan naar de effecten van niacinesuppletie op ontstekingswaardes en markers voor metabole gezondheid. Om deze resultaten bij elkaar te analyseren voerden onderzoekers een systematische review van interventiestudies uit. Hieruit bleek dat suppletie met niacine de waardes van C-reactief proteïne (CRP) en tumor necrosis factor alpha (TNF-α) verlaagde. Dit duidt op een ontstekingsremmend effect. Daarnaast bleek niacine de waardes van zowel adiponectine als leptine te verhogen. Dit geeft een mogelijke verklaring voor de effecten op metabole gezondheid (Rad et al., 2024).

Glaucoom
Mogelijk bestaat er ook een verband tussen niacine-inname en het risico op het ontwikkelen van glaucoom. Glaucoom is een oogziekte waarbij er schade ontstaat aan de oogzenuw en de zenuwvezels door een verhoogde oogdruk. Bij verschillende observationele onderzoeken is een hogere dagelijkse inname van niacine geassocieerd met een lager risico op het ontwikkelen van glaucoom (Lee et al., 2023; Jung et al., 2018; Nicola et al., 2024). Dit verband lijkt ook te worden bevestigd bij interventieonderzoeken. Zo zorgde dagelijkse suppletie met 500 mg niacinamide bij 58 patiënten met glaucoom voor een significante verbetering van hun kwaliteit van leven en verschillende aspecten van hun zicht (centraal, dichtbij en perifeer zicht, verblinding en aanpassing aan het donker). Daarnaast was na 6 maanden ook de oogdruk significant afgenomen, wat het mogelijk klinisch potentieel van niacine benadrukt (Nicola et al., 2025). Ook over een kortere termijn, 6 weken, verbeterde dagelijkse suppletie met 1500 mg of 3000 mg niacinamide de functie van het binnenste netvlies bij 57 patiënten met glaucoom. Daarbij leek dit effect sterker te zijn bij een hogere doses, al was het verschil tussen doses niet significant (Hui et al.,2020).

Bijwerkingen, interacties, contra-indicaties en waarschuwingen

Bijwerkingen
Niacine in de voeding wordt goed getolereerd. Niacine uit voedingssupplementen is veilig wanneer de dosering niet boven de aanvaardbare bovengrens uitkomt. Hogere doseringen kunnen ook veilig worden gebruikt wanneer dit wordt voorgeschreven en gemonitord door een behandelaar.

Bij hoge doseringen kunnen milde bijwerkingen optreden, zoals buikpijn, constipatie, diarree, brandend maagzuur, misselijkheid en overgeven. Ook kunnen soms verhoogde leverenzymen worden waargenomen (Natural medicines, 2025).

Flushing
Flushing is een bekende bijwerking van hoge doseringen niacine (vanaf 30-50 mg), in de vorm van nicotinezuur, en wordt gekenmerkt door het uitzetten van de fijne bloedvaatjes waardoor roodheid, warmte en soms ook een jeukerig gevoel ontstaan. Dit gebeurt voornamelijk in het gezicht. Dit komt door de activatie van een receptor (de hydroxycarboxylic acid receptor 2) waardoor de afgifte van prostaglandines, waaronder prostaglandine D2 (PGD2), wordt gestimuleerd. PGD2 stimuleert de vasodilatatie en veroorzaakt daarmee de flush-reactie (Javaid & Mudavath, 2024). Flushing kan hinderlijk zijn, maar is in principe onschuldig. De symptomen kunnen worden verminderd door het niacinesupplement in te nemen met voedsel, de dosis langzaam op te voeren of door een formule te gebruiken met een geleidelijke afgifte van niacine. Gelijktijdig gebruik van alcohol en niacinesuppletie kan het risico op het optreden verhogen (Natural medicines, 2025).

Interacties met reguliere medicijnen
Sommige soorten medicatie kunnen interacteren met niacinesuppletie (Natural medicines, 2025).

  • Allopurinol, probenecide en sulfinpyrazon (uricosurica) kunnen mogelijk (theoretisch) worden tegengewerkt door niacine.
  • Antistollingsmedicatie kan mogelijk (theoretisch) in zijn werking worden versterkt door niacinesuppletie.
  • Antidiabetica kunnen worden tegengewerkt door niacine doordat niacine de glucosespiegels kan verhogen. Dit is geobserveerd bij doses van 4,5 gram niacine per dag (Garg & Grundy, 1990) terwijl lagere doseringen (1,5 gram per dag) geen effect lijken te hebben op de glucosespiegel (McKenney, 2004).
  • Antihypertensiva kunnen bij gelijktijdig gebruik van niacinesuppletie een hoger risico geven op hypotensie.
  • Aspirine kan bij hoge doseringen de afvoer van niacine remmen (1 gram aspirine lijkt dit ongeveer 45% te remmen). Dit lijkt een dosis-afhankelijk effect te zijn wat niet relevant is bij doseringen van aspirine die worden ingezet om flushing tegen te gaan (325 mg aspirine).
  • Galzuurbinders kunnen ook aan niacine binden waardoor de opname vanuit de darmen wordt belemmerd. Door beiden apart van elkaar te nemen (4-6 uur van elkaar gescheiden) kan dit worden omzeild.
  • Gemfibrozil kan bij gelijktijdig gebruik van niacinesuppletie mogelijk (theoretisch) het risico op myopathie verhogen.
  • Hepatotoxische medicatie kan bij gelijktijdig gebruik met niacinesuppletie mogelijk (theoretisch) een hoger risico geven op levertoxiciteit.
  • Statines kunnen mogelijk (theoretisch) bij gelijktijdig gebruik met niacinesuppletie het risico op het ontwikkelen van myopathie en rabdomyolyse (een overmatige afbraak van spierweefsel) verhogen.
  • Schildklierhormonen kunnen mogelijk worden tegengewerkt door niacinesuppletie.
  • Nicotine (transdermaal) gelijktijdig gebruik van nicotinepleisters en niacinesupplementen kan (theoretisch) het risico op het optreden van een flush.
  • Warfarine kan bij gelijktijdig gebruik met niacinesuppletie een sterker antistollingseffect hebben.

Verschillende soorten medicatie kunnen daarnaast ook niacinewaardes verlagen en het risico op het ontwikkelen van een niacinetekort verhogen. Hieronder vallen (Natural medicines, 2025):

  • 5-Fluoro-uracil (chemotherapie)
  • Azathioprine (ontstekingsremmer)
  • De antibiotica chloramfenicol, cycloserine en isoniazid
  • Levodopa/carbidopa (dopamineprecursor, ingezet bij de behandeling van de ziekte van Parkinson)
  • Mercaptopurine (purine-antagonist, ingezet bij de behandeling van leukemie, de ziekte van Crohn en colitis ulcerosa)
  • De anti-epileptica fenytoïne en valproïnezuur

Bij gebruik met andere (kruiden)supplementen:

  • Kruiden met
    • Antistollingswerking: niacinesuppletie kan het risico op bloedingen verhogen.
    • Hepatotoxiciteit: niacinesuppletie, met name in hoge doseringen, kan het risico op levertoxiciteit bij sommige mensen verhogen.
    • Hypotensieve effecten: het bloeddrukverlagende effect van niacinesuppletie kan de bloeddruk verder verlagen.
  • Chroom: mogelijk kan niacine het effect van chroom op de bloedsuikerspiegel versterken. Beide vormen namelijk de glucosetolerantiefactor en kunnen daardoor de glucosetolerantie verhogen door de insulinewerking te ondersteunen.
  • Zink: dit mineraal lijkt de omzetting van tryptofaan naar niacine te stimuleren bij mensen met alcoholisme en een niacinetekort (Vannucchi & Moreno, 1989).

Contra-indicaties
Geen bekend.

Waarschuwingen
Raadpleeg uw gezondheidsprofessional, arts of apotheker bij zwangerschap, borstvoeding, medicijngebruik of onduidelijkheden.

Bronvermelding

  • Garg, A., Sharma, A., Krishnamoorthy, P., Garg, J., Virmani, D., Sharma, T., Stefanini, G., Kostis, J. B., Mukherjee, D., & Sikorskaya, E. (2017). Role of Niacin in Current Clinical Practice: A Systematic Review. The American journal of medicine130(2), 173–187. https://doi.org/10.1016/j.amjmed.2016.07.038
  • Garg, A., & Grundy, S. M. (1990). Nicotinic acid as therapy for dyslipidemia in non-insulin-dependent diabetes mellitus. JAMA264(6), 723–726.
  • Gasperi, V., Sibilano, M., Savini, I., & Catani, M. V. (2019). Niacin in the Central Nervous System: An Update of Biological Aspects and Clinical Applications. International journal of molecular sciences20(4), 974. https://doi.org/10.3390/ijms20040974
  • Hui, F., Tang, J., Williams, P. A., McGuinness, M. B., Hadoux, X., Casson, R. J., Coote, M., Trounce, I. A., Martin, K. R., van Wijngaarden, P., & Crowston, J. G. (2020). Improvement in inner retinal function in glaucoma with nicotinamide (vitamin B3) supplementation: A crossover randomized clinical trial. Clinical & experimental ophthalmology48(7), 903–914. https://doi.org/10.1111/ceo.13818
  • Javaid, A., & Mudavath, S. L. (2024). Niacin-induced flushing: Mechanism, pathophysiology, and future perspectives. Archives of biochemistry and biophysics761, 110163. https://doi.org/10.1016/j.abb.2024.110163
  • Jung, K. I., Kim, Y. C., & Park, C. K. (2018). Dietary Niacin and Open-Angle Glaucoma: The Korean National Health and Nutrition Examination Survey. Nutrients10(4), 387. https://doi.org/10.3390/nu10040387
  • Kamanna, V. S., & Kashyap, M. L. (2008). Mechanism of action of niacin. The American journal of cardiology, 101(8A), 20B–26B. https://doi.org/10.1016/j.amjcard.2008.02.029
  • Lee, S. Y., Tseng, V. L., Kitayama, K., Avallone, T. J., Yu, F., Pan, D., Caprioli, J., & Coleman, A. L. (2023). Associations Between Niacin Intake and Glaucoma in the National Health and Nutrition Examination Survey. Journal of glaucoma32(6), 443–450. https://doi.org/10.1097/IJG.0000000000002216
  • Li, H., Xu, X., Lu, L., Sun, R., Guo, Q., Chen, Q., Wang, J., He, Z., & Zhang, Y. (2021). The comparative impact among different intensive statins and combination therapies with niacin/ezetimibe on carotid intima-media thickness: a systematic review, traditional meta-analysis, and network meta-analysis of randomized controlled trials. European journal of clinical pharmacology77(8), 1133–1145. https://doi.org/10.1007/s00228-021-03113-0
  • MacKay, D., Hathcock, J., & Guarneri, E. (2012). Niacin: chemical forms, bioavailability, and health effects. Nutrition reviews70(6), 357–366. https://doi.org/10.1111/j.1753-4887.2012.00479.x
  • McKenney J. (2004). New perspectives on the use of niacin in the treatment of lipid disorders. Archives of internal medicine164(7), 697–705.https://doi.org/10.1001/archinte.164.7.697
  • Natural medicines (2025). Niacin. Natural medicines. Geraadpleegd op 3 november 2025 van https://naturalmedicines.therapeuticresearch.com/Data/ProMonographs/Niacin
  • Nicola, C. A., Marinescu, M. C., Firan, A. M., Tartea, G., Naidin, M. S., Ciuluvica, R. C., Dimulescu, M. D., Voicu, N. M., Mihailescu, C. M., Meca, A. D., Bogdan, M., & Turcu-Stiolica, A. (2025). Changes in Quality of Life Among Glaucoma Patients Following Six Months of Niacinamide Supplementation. Nutrients17(17), 2775. https://doi.org/10.3390/nu17172775
  • Nicola, C. A., Marinescu, M. C., Firan, A. M., Naidin, M. S., Ciuluvica, R. C., Rosu, M. M., Meca, A. D., Bogdan, M., & Turcu-Stiolica, A. (2024). Systematic Review and Meta-Analysis on the Association Between Daily Niacin Intake and Glaucoma. Nutrients16(21), 3604. https://doi.org/10.3390/nu16213604
  • Rad, E. Y., Saboori, S., Tammam, J., Thondre, P. S., & Coe, S. (2024). The effect of niacin on inflammatory markers and adipokines: a systematic review and meta-analysis of interventional studies. European journal of nutrition63(6), 2011–2024. https://doi.org/10.1007/s00394-024-03425-8
  • Saboori, S., Yousefi Rad, E., Tammam, J., Thondre, P. S., & Coe, S. (2024). Effects of niacin on apo A1 and B levels: a systematic review and meta-analysis of randomised controlled trials. The British journal of nutrition131(7), 1225–1235. https://doi.org/10.1017/S000711452300288X
  • Vannucchi, H., & Moreno, F. S. (1989). Interaction of niacin and zinc metabolism in patients with alcoholic pellagra. The American journal of clinical nutrition50(2), 364–369. https://doi.org/10.1093/ajcn/50.2.364
  • Voedingscentrum (z.d.). Niacine (vitamine B3). Voedingscentrum. Geraadpleegd op 14 oktober 2025 van https://www.voedingscentrum.nl/encyclopedie/niacine.aspx

 

< Terug