Vitamine D

Vitamine D is een groep van in vet oplosbare prohormonen, waarvan de twee belangrijkste vormen vitamine D2 (ergocalciferol, de plantaardige vorm) en vitamine D3 (cholecalciferol, de dierlijke vorm) zijn. Vitamine D kan deels door het lichaam zelf worden gesynthetiseerd uit cholesterol. Dit proces voltrekt zich in de huid onder invloed van ultraviolette (uv B-) straling.
Vitamine D afkomstig uit voeding of supplementen en van blootstelling aan de zon is biologisch inactief en moet via twee hydroxylatieprocessen in het lichaam worden geactiveerd. Allereerst wordt vitamine D in de lever (met behulp van het enzym 25-hydroxylase) omgezet in calcidiol (25-hydroxycholecalciferol; 25(OH)D). Calcidiol wordt vervolgens in de nieren (met behulp van het enzym 1α-hydroxylase) omgezet in de biologisch actieve vorm calcitriol (1,25 dihydroxycholecalciferol; 1,25(OH)2D).

Vitamine D is vooral belangrijk voor opbouw en onderhoud van het skelet en het gebit. Vitamine D speelt een rol bij de botmineralisatie, verbetert de opname van calcium uit de voeding en bevordert de beschikbaarheid van calcium en fosfor, zodat deze mineralen zich in het bot kunnen afzetten. In meerdere onderzoeken is naar voren gekomen dat vitamine D in combinatie met calcium botverlies kan beperken, een positieve invloed heeft op de botdichtheid en het risico op botbreuken kan verkleinen. Andere lichaamsfuncties waarbij vitamine D direct of indirect een belangrijke rol speelt zijn de glucosetolerantie, de werking van spieren, het functioneren van het zenuwstelsel, de immuniteit en celdifferentiatie.
Uit een recent onderzoek van wetenschappelijke literatuur komt naar voren dat vitamine D bovendien een gunstige invloed heeft op de regulering van de bloeddruk en op de celfuncties van het (vaat)endotheel, glad spierweefsel en het hart. Daardoor speelt deze vitamine een belangrijke rol in de bescherming tegen hart- en vaatziekten. Daarnaast vermindert vitamine D ontsteking en verlaagt de incidentie en ernst van auto-immuunziekten en infectieziekten. Verder blijkt dat het opheffen van een vitamine D-tekort middels adequate suppletie het functioneren van de diverse lichaamssystemen verbetert, comorbiditeit vermindert en de kwaliteit van leven alsmede de overleving verbetert.

Kanker
Door het reguleren van de celdifferentiatie en celproliferatie kan vitamine D een preventief effect op het ontstaan van kanker hebben. In een onderzoek van het KWF luidt een van de conclusies dat vitamine D mogelijk darmkanker kan voorkomen.
In een Amerikaanse meta-analyse uit 2014 is onderzocht welke rol vitamine D kan spelen bij borstkankerpatiënten. De studie had tot doel te bepalen of hogere vitamine D-spiegels in het bloed verband houden met een hogere overlevingskans van vrouwen met borstkanker. Van de 77 onderzoeken naar het effect van vitamine D op het risico op borstkanker tussen 1966 en 2010, werden er vijf meegenomen in de meta-analyse.
Er bleek een negatief dosisafhankelijk verband te bestaan tussen de serumwaarden vitamine D en de kans op het overlijden aan borstkanker. De 20% vrouwen met de hoogste vitamine D-spiegels had ongeveer 50% minder kans om te overlijden aan borstkanker dan de 20% vrouwen met de laagste bloedwaarden. Het is echter niet geheel duidelijk of hier sprake is van een oorzakelijk verband. Volgens de onderzoekers doen borstkankerpatiënten er wel verstandig aan om hun vitamine D-spiegels te optimaliseren en in ieder geval tussen de 12-32 nmol/l te krijgen.
Uit andere studies is een verband gebleken tussen lage vitamine D-spiegels en de incidentie van diverse vormen van kanker. In een grootschalig onderzoek, de zgn. Harvard cohortstudies, waaronder de Nurses’ Health Study, de Health Professionals Follow-Up Study en de Physicians’ Health Study vallen, is gekeken naar een verband tussen vitamine D en de incidentie van diverse vormen van kanker. In deze cohorten vond men sterke aanwijzingen voor een omgekeerde relatie tussen vitamine D-status en colorectale kanker (kanker en adenomen), een 30% risicoreductie voor borstkanker in het hoogste kwintiel van vitamine D-waarden ten opzichte van het laagste kwintiel en een lager risico op pancreaskanker bij een hogere vitamine D-inname. Er werd geen duidelijke relatie gevonden tussen de 25(OH)D-status van middelbare of oudere mannen en het risico op prostaatkanker.
In een Bulgaars onderzoek onder 53 patiënten met waarschijnlijk prostaatkanker werd echter wel een relatie gevonden tussen de serumwaarden vitamine D en de ernst en progressie van de ziekte. Prostaatkankerpatiënten hadden significant lagere 25(OH)D-waarden dan patiënten met een goedaardige prostaatvergroting (BPH). Patiënten met laaggradige (Gleason) tumoren (minder gevaar voor uitzaaiing) hadden significant hogere 25(OH)D-waarden dan degenen met hooggradige tumoren. De onderzoekers zien een potentieel gunstige rol voor vitamine D bij prostaatkanker.
In een grote meta-analyse van 52 studies met in totaal 75.454 deelnemers verlaagde vitamine D-suppletie het risico op overlijden aan kanker met 16%. Dit gold overigens alleen voor suppletie met vitamine D3 en niet met D2.

Auto-immuunziekten
Weinig zonlicht of een lage vitamine D-status blijkt een risicofactor te zijn voor het ontwikkelen van auto-immuunziekten, zoals type I-diabetes, artrose, reumatoïde artritis en multiple sclerose. Een studie met een groep van 10.366 Finse kinderen die 31 jaar werden gevolgd liet zien dat degenen die dagelijks gemiddeld 2.000 IE vitamine D namen een 78% lager risico op type I-diabetes hadden.
In een grootschalig onderzoek bij kinderen uit 51 regio’s van de wereld is gekeken naar de sterkte van uv B-straling en de incidentie van type I-diabetes. In gebieden op hogere breedtegraden (minder krachtige uv B-straling en dus minder aanmaak van vitamine D) komt vaker type I-diabetes voor. In de gebieden met een zeer krachtige uv B-straling bedraagt de incidentie bijna nul.
Bij deelnemers aan de Framingham-studie bleek een lage serum vitamine D-waarde of een geringe inname van vitamine D verband te houden met een hoger risico op progressie van knieartrose. Verder lijkt een hoge inname van vitamine D verband te houden met een kleinere kans op reumatoïde artritis bij oudere vrouwen.
Een vitamine D-tekort verergert MS en vergroot de kans op het ontstaan van deze ziekte. MS-patiënten hebben ook vaak een vitamine D-tekort. Bovendien komt MS vaker voor in gebieden waar maar weinig vitamine D voorhanden is. In een onderzoek onder Amerikaanse militairen bleek een toename van de serumwaarde 25(OH)D met 50 nmol/l gepaard te gaan met een risicoreductie van 41% op het ontwikkelen van MS. Uit een onderzoek van de Universiteit van Maastricht komt naar voren dat een lage vitamine D-status zowel de relapse rate als de mate van invaliditeit verhoogt.
Vitamine D grijpt in op de kern van de ziekte, het immuunsysteem. Het verbetert de functionaliteit van het immuunsysteem en werkt ontstekingsremmend. De therapeutische dosering bij de behandeling van MS ligt meestal rond de 5.000 IE en kan oplopen tot 50.000 IE.

Ouderen
In een Nederlands onderzoek is het effect van kortstondige voedingsinterventie met vitamine D, calcium en eiwitten op valpreventie bij ondervoede ouderen in kaart gebracht. Aan het onderzoek namen 210 ouderen met een gemiddelde leeftijd van 74 jaar deel. Een groep kreeg drie maanden lang dagelijks energie- en eiwitrijke maaltijden, suppletie met 400 IE vitamine D3 en 500 mg calcium carbonaat en telefonische begeleiding van een diëtiste. De andere groep kreeg reguliere zorg.
In de behandelgroep lag het valpercentage tijdens de drie maanden interventie met 10% significant lager ten opzichte van 23% in de controlegroep. De totale energie-inname was met 280 kcal per dag significant hoger in de behandelgroep, evenals de eiwitinname (11 g/dag). Ook bleken de serumwaarden vitamine D significant hoger (+ 11 nmol/l) in de behandelgroep dan in de controlegroep.
Voedingsadvies van een diëtiste plus een lage dosering vitamine D en calcium vermindert al de kans op vallen bij ondervoede ouderen. De onderzoekers vermoeden dat een hogere dosering vitamine D de valincidentie verder terug zou kunnen brengen. De gunstige resultaten worden overigens niet veroorzaakt door een toename van spierkracht, maar door verbetering van de neuromusculaire functie.
Soortgelijke resultaten zijn gevonden in een meta-analyse waarbij wetenschappers uit Zwitserland en de VS naar de effectiviteit van vitamine D in relatie tot valpreventie bij ouderen hebben gekeken. In de analyse werden uitsluitend dubbelblind gerandomiseerde onderzoeken met ouderen (65 jaar en ouder) die orale vitamine D-suppletie kregen meegenomen. Vitamine D-suppletie in een dosering van 700-1000 IE per dag blijkt het risico op vallen met 19% te verminderen. Lagere doseringen hebben waarschijnlijk geen effect.
De European Food Safety Authority (EFSA) heeft ook een positief oordeel geveld over dagelijkse suppletie met vitamine D om het risico op vallen door spierzwakte en houdingsinstabiliteit te verminderen.
Uit een review van 12 gerandomiseerde studies met controlegroep (RCT) komt ook een gunstig, preventief effect van vitamine D-suppletie ten aanzien van fracturen naar voren. De studies die in de analyse werden meegenomen telden in totaal ruim 19.000 mensen van 60 jaar en ouder. Dagelijks 700-800 IE vitamine D3 verminderde het risico op een heupfractuur met 26% en het risico op andere dan wervelfracturen met 23%. Voor een dosering van 400 IE/dag werd geen significant gunstig effect gevonden.

Een Amerikaanse cohortstudie laat zien dat een vitamine D-deficiëntie of een slechte voorziening met deze vitamine de cognitieve achteruitgang bij ouderen aanzienlijk kan versnellen. De onderzoekers analyseerden de gegevens van 382 mannen en vrouwen van diverse rassen en etnische achtergronden met een gemiddelde leeftijd van 76 jaar. De cognitieve achteruitgang bij ouderen met een vitamine D-tekort verliep twee- tot driemaal sneller dan bij degenen bij wie adequate serumwaarden vitamine D waren gemeten. Tevens stellen de onderzoekers dat uit hun gegevens naar voren komt dat een onvoldoende voorziening met vitamine D een veelvoorkomend verschijnsel onder ouderen is.

Een vitamine D-tekort wordt ook vaak gezien bij patiënten met een psychische stoornis. Uit een Nederlandse studie met 320 patiënten met bipolaire stoornis of schizofrenie komt naar voren dat vitamine D-deficiëntie in deze groep 4,7 keer vaker voorkomt dan bij de gemiddelde Nederlandse bevolking.

Uit meerdere onderzoeken blijkt ook een link tussen vitamine D-deficiëntie en depressieve klachten bij ouderen. In een Ierse studie met 3.965 50-plussers hadden degenen met een vitamine D-tekort bij het begin van het onderzoek na twee en vier jaar een significant grotere kans op incidentele depressie.
Iraanse wetenschappers hebben het effect van vitamine D-suppletie bij ouderen met depressieve klachten onderzocht. 78 oudere patiënten (60-plus) uit psychiatrische klinieken met een matige of ernstige depressie kregen 50.000 IE vitamine D per week of een placebo. Na acht weken waren de plasmawaarden 25(OH)D3 bijna verdubbeld (gemiddeld van 52,9 nmol/l naar 108,5 nmol/l) in de suppletiegroep. Ook was de Geriatric Depression Scale-15-score (GDS-15; zelfrapportagevragenlijst voor het meten van de aanwezigheid en de mate van depressieve klachten) in deze groep gedaald van 9,25 naar 7,48. In de placebogroep waren de 25(OH)D3-spiegels nauwelijks gestegen en was er sprake van een niet-significante toename van de GDS-15-score. Ook in een review van 15 RCTs laten de goed opgezette onderzoeken een enigszins gunstig effect van vitamine D-suppletie (800 IE/dag of meer) op depressieve klachten zien. In een recente Nederlandse studie had een relatief lage dosering vitamine D3 (1.200 IE/dag gedurende een jaar) bij depressieve ouderen met verminderd fysiek functioneren echter alleen effect op de 25(OH)D-spiegels.

Zwangerschap
Tijdens de zwangerschap is een adequate inname van vitamine D extra belangrijk, niet alleen voor de moeder, maar zeker ook voor het ongeboren kind. Zo speelt vitamine D een belangrijke rol bij de ontwikkeling van onder andere de longen, het brein en het skelet van de foetus. Een slechte voorziening met vitamine D kan leiden tot het vrijkomen van calcium uit de botten. Dat is niet alleen ongunstig is voor de botdichtheid van de moeder maar ook voor de skelet-vorming van het ongeboren kind.
623 Deense vrouwen kregen vanaf week 24 van hun zwangerschap tot 1 week na de geboorte van hun kind(eren) dagelijks ofwel 2.400 IE (60 µg) vitamine D3 ofwel een placebo. Daarnaast kregen alle vrouwen het advies om door te gaan met het dagelijks slikken van 400 IE (10 µg) vitamine D, zoals geadviseerd door de Deense gezondheidsraad. Van hun kinderen werden op 3- en 6-jarige leeftijd diverse antroprometrische kenmerken (lengte, gewicht, BMI), het bot-mineraalgehalte (BMC) en de botmineraaldichtheid (BMD) gemeten. Bij kinderen van moeders die de hoge dosering vitamine D hadden genomen was de botmineralisatie op 6-jarige leeftijd beter dan bij gebruik van de standaarddosering. Ook was er een trend naar een kleinere kans op botbreuken in de interventiegroep dan in de placebogroep. Vitamine D-suppletie had geen effect op de antroprometrische kenmerken. Volgens de onderzoekers pleiten deze resultaten voor een hogere aanbevolen inname van vitamine D tijdens de zwangerschap.
Ook in een grootschalige review en meta-analyse (24 studies, 5405 deelnemers) is gekeken naar het effect van vitamine D-suppletie tijdens de zwangerschap. Extra vitamine D bleek hier wel geassocieerd met een kleiner risico (- 28%) op een te kleine baby bij de geboorte (SGA; Small for Gestational Age), zonder een verhoogd risico op overlijden van de baby voor of na de geboorte en op aangeboren afwijkingen. Baby’s van moeders die extra vitamine D hadden gebruikt tijdens de zwangerschap hadden bovendien hogere 25(OH)D- en calciumwaarden en een hoger gewicht bij de geboorte en gedurende het eerste levensjaar. Dagdoseringen van 2000 IE of minder vitamine D zouden het sterfterisico van de foetus en pasgeboren baby kunnen verkleinen.
Te lage vitamine D-spiegels in de baarmoeder zouden kunnen bijdragen aan het ontstaan van multiple sclerose, type II-diabetes, hart- en vaatziekten en osteoporose op latere leeftijd. Lage prenatale vitamine D-spiegels zouden ook tot zgn. foetale inprenting kunnen leiden en het risico op eerdergenoemde aandoeningen bij het kind op latere leeftijd kunnen vergroten.

In een Griekse studie is vastgesteld dat een vitamine D-tekort tijdens de zwangerschap de kans op overgewicht bij het kind op latere leeftijd vergroot. Van 532 aanstaande moeders werden rond week 14 van de zwangerschap de 25(OH)D-concentraties in kaart gebracht. Van hun kind werd op 4- en 6-jarige leeftijd onder andere lengte, tailleomvang, gewicht en bloeddruk gemeten en de BMI vastgesteld.
Twee derde van de vrouwen bleek een vitamine D-deficiëntie (< 50 nmol/l) te hebben. Dit verbaasde de onderzoekers nogal, aangezien Griekenland heel wat zonuren telt, zelfs in de winter. De kinderen van de moeders met de laagste 25(OH)D-waarden (< 37,7 nmol/l) hadden op 4-jarige leeftijd een grotere tailleomvang (+ 0,87 cm) en hogere BMI (+ 0,2 kg/m2) dan de leeftijdsgenootjes van wie de moeders hogere 25(OH)D-waarden tijdens de zwangerschap hadden. Dit verschil was ook twee jaar later nog aanwezig. Er werden geen significante verschillen wat betreft de bloeddruk gevonden. De onderzoekers wijzen erop dat een dergelijke, op het oog geringe toename in lichaamsvet bij jonge kinderen aanzienlijke gezondheidseffecten op latere leeftijd kan hebben.
Wetenschappers uit Finland en de VS hebben recentelijk een verband gevonden tussen de vitamine D-status van de moeder tijdens de zwangerschap en het risico op ADHD bij het kind. Voor het onderzoek werden 1.067 kinderen met gediagnosticeerde ADHD, geboren tussen 1998 en 1999, en 1.067 kinderen als controlegroep geselecteerd. Van de moeders van deze kinderen werden aan de hand van gearchiveerde bloedmonsters uit het eerste trimester van de zwangerschap de 25(OH)D-spiegels verzameld.
Moeders met de laagste 25(OH)D-waarden hadden 53% meer kans op een kind met ADHD dan moeders met de hoogste 25(OH)D-waarden tijdens de zwangerschap. Kinderen van moeders met een vitamine D-tekort tijdens de zwangerschap hadden 34% meer kans op ADHD dan kinderen van moeders met een adequate vitamine D-status. In eerder onderzoek is al vastgesteld dat kinderen met ADHD ook zelf vaker een vitamine D-tekort hebben en dat ze gebaat kunnen zijn bij vitamine D-suppletie.
In een Canadese review komt ten slotte naar voren dat lage vitamine D-spiegels tijdens en na de zwangerschap de kans op pre- en postnatale depressie lijken te vergroten.

Uit een Nederlands onderzoek onder 676 vrouwen (545 van Nederlandse of Europese oorsprong en 131 van niet-westerse, voornamelijk Turkse en Marokkaanse, oorsprong) is duidelijk geworden dat ernstige vitamine D-deficiëntie (< 20 nmol/l 25(OH)D) veel vaker voorkomt bij niet-westerse vrouwen (55%) dan bij Nederlandse/West-Europese vrouwen (5%). Een Noors onderzoek komt met vergelijkbare cijfers: 45% van de vrouwen uit Zuid-Azië, 40% van de vrouwen uit het Midden-Oosten en 26% van de vrouwen uit Sub-Sahara-Afrika hadden ernstige vitamine D-tekorten (< 25 nmol/l 25(OH)D). Bij Oost-Aziatische en West-Europese vrouwen bedroegen de percentages slechts 2,5 respectievelijk 1,3.

In een Cochrane-review van 22 studies met in totaal 3.725 zwangere vrouwen is het nut van vitamine D-suppletie tijdens de zwangerschap onderzocht. De auteurs concluderen dat vitamine D-suppletie waarschijnlijk het risico op pre-eclampsie, zwangerschapsdiabetes of een baby met een laag geboortegewicht (< 2.500 g) vermindert in vergelijking met placebo of geen interventie. Ook zou extra vitamine D mogelijk het risico op ernstige postnatale bloedingen kunnen verkleinen.
Uit een Nieuw-Zeelands onderzoek blijkt dat vitamine D-suppletie tijdens de zwangerschap ook de vitamine D-activiteit in borstvoeding aanzienlijk kan vergroten. 75 vrouwen kregen vanaf week 27 van hun zwangerschap dagelijks 1.000 IE of 2.000 IE vitamine D3 of een placebo. Twee weken en twee maanden na de geboorte werd de vitamine D-activiteit (concentratie vitamine D2, D3, 25(OH)D2 en 25(OH)D3) in de moedermelk vastgesteld. Normaal heeft moedermelk een vitamine D-activiteit van 40-50 IE/l. De vitamine D-activiteit in de borstvoeding van de vrouwen die 2.000 IE D3 hadden genomen was na twee weken 74 IE/l en na twee maanden 58 IE/l. De vitamine D-activiteit bij gebruik van 1000 IE D3 of placebo was ongeveer hetzelfde: 51-52 IE/l na twee weken en 43-45 IE/l na twee maanden.

Astma
Een goede vitamine D-status zou ook van belang kunnen zijn bij astma. Uit een Israëlische studie uit 2014 blijkt dat astmapatiënten met een vitamine D-tekort 25% meer kans hebben op acute aanvallen. Er werd echter geen verband gevonden tussen de vitamine D-status en de diagnose astma.
Dit verband werd wel gevonden in een onderzoek bij kinderen (jonger dan 16 jaar) in Qatar. Kinderen met astma hadden significant lagere vitamine D-waarden dan kinderen zonder astma. Bij 68,1% van de astmapatiëntjes werd een vitamine D-tekort vastgesteld en het percentage matig of ernstig tekort lag aanzienlijk hoger dan in de groep kinderen zonder astma. Ook een familiegeschiedenis van vitamine D-tekort en astma kwam vaker voor in de astma-groep.
In een recente Cochrane-review is onderzocht of vitamine D astma-aanvallen kan voorkomen en/of invloed heeft op astmasymptomen. Negen studies met in totaal 435 kinderen en 658 volwassenen werden bekeken. Vitamine D-suppletie blijkt de frequentie van astma-aanvallen waarbij corticosteroïden moeten worden toegediend te verminderen. Het gemiddelde aantal aanvallen per persoon per jaar daalde onder invloed van vitamine D van 0,44 maar 0,28. Vitamine D-suppletie halveerde tevens het risico op ziekenhuisbezoek vanwege een acute astma-aanval van 6 per 100 naar ongeveer 3 per 100. Vitamine D had weinig tot geen effect op de longfunctie of dagelijkse astmasymptomen.

Rugpijn
Rugpijn is wereldwijd het meest voorkomende lichamelijke ongemak, maar de therapeutische mogelijkheden zijn zeer beperkt. Overgewicht en vitamine D-tekort zijn risicofactoren en bij vrouwen lijkt ook de menopauze een oorzaak te kunnen zijn. In een Chinese studie kregen 1.566 vrouwen en 1.382 mannen met lage rugpijn een MRI-scan om de mate van lumbale discusdegeneratie (slijtage aan de tussenwervelschijven in de onderrug, oorzaak van lage rugpijn) vast te stellen. Premenopauzale vrouwen hadden minder kans op slijtage dan mannen van vergelijkbare leeftijd. Na de menopauze ontwikkelden vrouwen echter ernstigere slijtage dan mannen in die leeftijd en in vergelijking met premenopauzale vrouwen en vrouwen tijdens de menopauze. Pas na meer dan 15 jaar na de menopauze was dit verschil verdwenen. Dat zou er volgens de onderzoekers op kunnen wijzen dat een tekort aan oestrogeen misschien een risicofactor voor slijtage aan de tussenwervels in de onderrug kan zijn.
Volgens andere onderzoekers kan echter ook hier de vitamine D-status een rol spelen. In hun onderzoek met 232 postmenopauzale vrouwen zagen ze dat vrouwen met een ernstig vitamine D-tekort (< 25 nmol/l 25(OH)D) meer last van lage rugpijn en een lagere BMD hadden. Ook vonden ze een omgekeerde relatie tussen de vitamine D-concentratie en de ernst van slijtage aan de tussenwervelschijven in de onderrug.
Australische wetenschappers hebben onderzocht of vitamine D-suppletie de mate van beperking als gevolg van rugpijn zou kunnen verminderen. Eerdere studies hebben vooral gekeken naar de effecten bij mensen met normale vitamine D-waarden. Dit onderzoek draaide om 49 volwassenen met overgewicht of obesitas en een vitamine D-deficiëntie (< 50 nmol/l 25(OH)D), maar verder gezond. De deelnemers kregen ofwel een eenmalige bolusdosering van 100.000 IE en vervolgens degelijks 4.000 IE vitamine D, ofwel een placebo. Na 16 weken waren de 25(OH)D-waarden significant meer gestegen dan in de placebogroep (+ 55,7 nmol/l tegenover + 3,9 nmol/l). Over het geheel genomen waren er geen verschillen tussen beide groepen wat betreft veranderingen in de ernst van de rugpijn en de mate van beperking. Echter, bij degenen die aan het begin van de studie een 25(OH)D-waarde van minder dan 30 nmol/l hadden zorgde vitamine D-suppletie voor een significant grotere afname van beperkingen door rugpijn dan placebo.

Sport
Intensieve sportbeoefening, recreatief of professioneel, vraagt een aanzienlijke extra inspanning van het lichaam en verhoogt de behoefte aan (micro)nutriënten. Bij (top)sporters worden dan ook vaker tekorten aan bepaalde micronutriënten gezien. Zo bleek uit een Amerikaans onderzoek onder 279 NBA-basketballers dat maar liefst 79,3% een te lage vitamine D-status had (32,3% deficiënt, 47% onvoldoende). Een vitamine D-tekort wordt in verband gebracht met een grotere kans op fracturen, slechter herstel en functioneren van spieren en slechtere sportieve prestaties. Bij American footballspelers van de NFL is het niet veel beter gesteld met de vitamine D-status: van de 214 onderzochte atleten had 59% een te lage vitamine D-spiegel, waaronder 10% met een vitamine D-deficiëntie. De helft van de spelers had last van spierpijn in de onderste ledematen of kernspierblessures en deze klachten hielden verband met lage vitamine D-waarden. Spelers met een geschiedenis van blessures hadden significant lagere vitamine D-spiegels dan blessurevrije spelers.
In een Israëlisch onderzoek is de vitamine D-status van 98 jonge (leeftijd 10-30 jaar) dansers en atleten in kaart gebracht. Van alle deelnemers had 73% een te lage vitamine D-spiegel. Lage vitamine D-waarden kwamen vooral voor onder basketballers (94%), dansers (94%) en taekwondo-vechters (67%).

Omvangrijke tekorten
Wetenschappers hebben becijferd dat meer dan een derde van de wereldbevolking een vitamine D-tekort heeft. Volgens sommigen zou het zelfs om de helft van de bevolking gaan. Tekorten komen met name voor bij kinderen, zwangere en borstvoeding gevende vrouwen (zie hierboven), ouderen, mensen die in gebieden op hoge breedtegraden leven, mensen met een donkere huidskleur en mensen die de zon vermijden of gesluierd zijn. Aangezien vitamine D hoofdzakelijk in de twaalfvingerige darm (duodenum) wordt opgenomen, lopen ook patiënten met aandoeningen die gepaard gaan met malabsorptie in de dunne darm (coeliakie, ziekte van Crohn, cystische fibrose) en mensen die een gastric bypass hebben ondergaan het risico op een vitamine D-deficiëntie. Ten slotte vormt ook obesitas een risicofactor voor een vitamine D-tekort, aangezien vetweefsel niet in staat is om vitamine D af scheiden zodat het in de circulatie kan komen.

De behoefte aan vitamine D is mede afhankelijk van de mate van blootstelling aan uv B-straling. Nederland ligt op de 52e breedtegraad. Vanwege deze ligging bereiken de uv B-stralen ons alleen tussen 11.00-15.00 uur in de maanden mei tot medio september. We zijn dus voor een groot deel van het jaar afhankelijk van vitamine D uit voeding of supplementen. De inname van vitamine D via de voeding is beperkt en veelal ontoereikend om een tekort te voorkomen. Daarom is suppletie met vitamine D voor iedereen, maar zeker voor de eerdergenoemde groepen, van belang.

Daarbij verdient suppletie met vitamine D3 de voorkeur boven vitamine D2. In een studie met 335 gezonde Zuid-Aziatische en blanke Europese vrouwen is gekeken welke van de twee vormen van vitamine D het best 25(OH)D-status in de winter verbetert. Daartoe kregen de vrouwen twaalf weken lang koekjes of sap verrijkt met 15 µg vitamine D2, koekjes of sap met 15 µg vitamine D3, of een placebo. Zowel de koekjes als het sap met vitamine D3 zorgden voor een significant grotere toename van de plasmawaarden 25(OH)D dan de voedingsmiddelen verrijkt met vitamine D2 of de placebo, respectievelijk 16 en 42 nmol/l meer.

(WD)

Bronnen

  • Neelemaat F et al.: Short-term oral nutritional intervention with protein and vitamin D decreases falls in malnourished older adults; Journal of the American Geriatric Society 60(4):691-699, 2012.
  • Bischoff-Ferrari HA et al.: Fall prevention with supplemental and active forms of vitamin D: a meta-analysis of randomised controlled trials; British Medical Journal 339:b3692, 2009.
  • Bos C: Nieuw licht op zonnevitamine (2): Steeds meer toepassingsgebieden voor vitamine D; Tijdschrift voor Orthomoleculaire Geneeskunde 24(6):49-55, 2009.
  • Giovannucci E: Vitamin D and cancer incidence in the Harvard cohorts; Annals of epidemiology 19(2):84-88, 2009.
  • Wimalawansa SJ: Non-musculoskeletal benefits of vitamin D; Journal of Steroid Biochemistry and Molecular Biology 175:60-81, 2018.
  • Galunska B et al.: Serum 25-hydroxy vitamin D levels in Bulgarian patients with prostate cancer: a pilot study; Clinical Laboratory 61(3-4):329-335, 2015.
  • Zhang Y et al.: Association between vitamin D supplementation and mortality: systematic review and meta-analysis; British Medical Journal 366:l4673, 2019.
  • Bonar A: EFSA backs vitamin D for reduced risk of falling in elderly; NutraIngredients, 26-11-2014.
  • Harris SS, Dawson-Hughes B: Reduced sun exposure does not explain the inverse association of 25-hydroxyvitamin D with percent body fat in older adults; Journal of Clinical Endocrinology and Metabolism 92(8):3155-3157, 2007.
  • Monograph: Vitamin D; Alternative Medicine Review 13(2):153-164, 2008.
  • Signaleringscommissie Kanker: De relatie tussen kanker, zonnestraling en vitamine D; KWF Kankerbestrijding, 2010.
  • Mohr SB et al.: Meta-analysis of vitamin D sufficiency for improving survival of patients with breast cancer; Anticancer Research 34(3):1163-1166, 2014.
  • McAlindon T et al.: Relation of dietary intake and serum levels of vitamin D to progression of osteoarthritis of the knee among participants in the Framingham Study’; Annals of Internal Medicine 125(5):353-359, 1996.
  • Mohr SB et al.: The association between ultraviolet B irradiance, vitamin D status and incidence rates of type 1 diabetes in 51 regions worldwide; Diabetologia 51(8):1391-1398, 2008.
  • Witsel W: De orthomoleculaire behandeling van multiple sclerose; Tijdschrift voor Orthomoleculaire Geneeskunde 25(1):17-23, 2010.
  • Grootjans-Geerts I: Vitamine D: belangrijk al vóór de wieg en tot het graf; Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 150(9):470-472, 2006.
  • Munger K et al.: Serum 25-hydroxyvitamin D levels and risk of multiple sclerosis; Jama 296(23):2832, 2006.
  • Bischoff-Ferrari HA et al.: Fracture prevention with vitamin D supplementation: a meta-analysis of randomized controlled trials; JAMA 293(18):2257-2264, 2005.
  • Bener A et al.: Vitamin D deficiency as a strong predictor of asthma in children; International Archives of Allergy and Immunology 157(2):168-175, 2012.
  • Confino-Cohen R et al.: Vitamin D, asthma prevalence and asthma exacerbations: a large adult population-based study; Allergy 69(12):1673-1680, 2014.
  • Miller JW et al.: Vitamin D Status and Rates of Cognitive Decline in a Multiethnic Cohort of Older Adults; JAMA Neurology 72(11):1295-1303, 2015.
  • Boerman R et al.: Prevalence of vitamin D deficiency in adult outpatients with bipolar disorder or schizophrenia; Journal of Clinical Psychopharmacology 36(6):588-592, 2016.
  • Briggs R et al.: Vitamin D Deficiency Is Associated With an Increased Likelihood of Incident Depression in Community-Dwelling Older Adults; Journal of the American Medical Directors Association 20(5):517-523, 2019.
  • Alavi NM et al.: Effect of vitamin D supplementation on depression in elderly patients: A randomized clinical trial; Clinical Nutrition 38(5):2065-2070, 2019.
  • Spedding S: Vitamin D and depression: a systematic review and meta-analysis comparing studies with and without biological flaws; Nutrients 6(4):1501-1518, 2014.
  • de Koning EJ et al: Vitamin D supplementation for the prevention of depression and poor physical function in older persons: the D-Vitaal study, a randomized clinical trial; American Journal of Clinical Nutrition 110(5):1119-1130, 2019.
  • Hart PH et al.: Vitamin D in fetal development: findings from a birth cohort study; Pediatrics 135(1):e167-e173, 2015.
  • Brustad N et al.: Effect of High-Dose vs Standard-Dose Vitamin D Supplementation in Pregnancy on Bone Mineralization in Offspring Until Age 6 Years: A Prespecified Secondary Analysis of a Double-Blinded, Randomized Clinical Trial; JAMA Pediatrics, febr. 2020 [Epub ahead of print].
  • Bi WG et al.: Association Between Vitamin D Supplementation During Pregnancy and Offspring Growth, Morbidity, and Mortality: A Systematic Review and Meta-analysis; JAMA Pediatrics 172(7):635-645, 2018.
  • Bos C: Nutritionele ondersteuning voor, tijdens en na de zwangerschap (2): Nutriënten ten behoeve van het tweede trimester; Tijdschrift voor Orthomoleculaire Geneeskunde 26(5):23-26, 2011.
  • Daraki V et al.: Low maternal vitamin D status in pregnancy increases the risk of childhood obesity; Pediatric Obesity 13(8):467-475, 2018.
  • Sucksdorff M et al.: Maternal Vitamin D Levels and the Risk of Offspring Attention-Deficit/Hyperactivity Disorder; Journal of the American Academy of Child and Adolescent Psychiatry, 18 dec. 2019 [Epub ahead of print].
  • Elshorbagy HH et al.: Impact of Vitamin D Supplementation on Attention-Deficit Hyperactivity Disorder in Children; Annals of Pharmacotherapy 52(7):623-631, 2018.
  • Aghajafari F et al.: Vitamin D Deficiency and Antenatal and Postpartum Depression: A Systematic Review; Nutrients 10(4):478, 2018.
  • Wielders JP et al.: Ernstige vitamine D-deficiëntie bij ruim de helft van de niet-westerse allochtone zwangeren en hun pasgeborenen; Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 150(9):495-499, 2006.
  • Eggemoen ÅR et al: Vitamin D deficiency and supplementation in pregnancy in a multiethnic population-based cohort; BMC Pregnancy and Childbirth 16:7, 2016.
  • Palacios C, Kostiuk LK, Peña-Rosas JP: Vitamin D supplementation for women during pregnancy; Cochrane Database of Systematic Reviews 7(7):CD008873, 2019.
  • Reeve LE, Chesney RW, DeLuca HF: Vitamin D of human milk: identification of biologically active forms; American Journal of Clinical Nutrition 36(1):122-126, 1982.
  • Wall CR et al.: Vitamin D activity of breast milk in women randomly assigned to vitamin D3 supplementation during pregnancy; American Journal of Clinical Nutrition 103(2):382-388, 2016.
  • Martineau AR et al.: Vitamin D for the management of asthma; Cochrane Database of Systematic Reviews 9:CD011511, 2016.
  • Lou C et al.: Association between menopause and lumbar disc degeneration: an MRI study of 1,566 women and 1,382 men; Menopause 24(10):1136-1144, 2017.
  • Brady SRE et al.: Vitamin D supplementation may improve back pain disability in vitamin D deficient and overweight or obese adults; Journal of Steroid Biochemistry and Molecular Biology 185:212-217, 2019.
  • Xu HW et al.: Does vitamin D status influence lumbar disc degeneration and low back pain in postmenopausal women? A retrospective single-center study; Menopause, febr. 2020 [Epub ahead of print].
  • Fishman MP, Lombardo SJ, Kharrazi FD: Vitamin D Deficiency Among Professional Basketball Players; Orthopaedic Journal of Sports Medicine 4(7), 2016.
  • Rebolledo BJ et al.: The Association of Vitamin D Status in Lower Extremity Muscle Strains and Core Muscle Injuries at the National Football League Combine; Arthroscopy pii: S0749-8063(17)31282-3, 2017 [Epub ahead of print].
  • Constantini NW et al.: High prevalence of vitamin D insufficiency in athletes and dancers; Clinical Journal of Sports Medicine 20(5):368-371, 2010.
  • Tripkovic L et al.: Daily supplementation with 15 μg vitamin D2 compared with vitamin D3 to increase wintertime 25-hydroxyvitamin D status in healthy South Asian and white European women: a 12-wk randomized, placebo-controlled food-fortification trial; American Journal of Clinical Nutrition 106(2):481-490, 2017.

 

< Terug