De voor- en nadelen van een vegetarisch of veganistisch voedingspatroon

De mens wordt over het algemeen gezien als een omnivoor, een alleseter die zowel plantaardig als dierlijk voedsel kan eten. De laatste jaren kiezen echter steeds meer mensen ervoor om de consumptie van vlees en/of vis te verminderen (flexitariërs) of geheel te vermijden (vegetariërs), of zelfs alle dierlijke producten af te zweren (veganisten).
Dierlijke producten leveren nuttige micro- en macronutriënten, dus de vraag is of een voedingspatroon met weinig of geen dierlijk voedsel gevolgen voor de gezondheid zou kunnen hebben.

Kunnen, niet moeten
Onze vroegste voorouders voedden zich uitsluitend met fruit, zaden en peulen, maar de Homo erectus, die tot zo’n 140.000 jaar geleden leefde, at naast plantaardig voedsel ook al vis en vlees. Anatomisch gezien zit het spijsverteringskanaal van de mens tussen herbivoren en carnivoren in. Carnivoren hebben een kort spijsverteringskanaal zodat vlees snel kan verteren. De mens heeft een langer spijsverteringskanaal dan de meeste carnivoren, maar het is een stuk korter dan dat van herbivoren. Daardoor is de mens in staat zowel plantaardig als dierlijk voedsel te verteren.
Het feit dat we alle soorten voedsel kúnnen eten, betekent niet dat we ze ook móeten eten om in leven te blijven. Naar schatting 31% van de Indiërs eet geen vlees, terwijl Eskimo’s bijna uitsluitend vlees eten en nauwelijks plantaardig voedsel.
Uit een onderzoek van het Voedingscentrum uit 2015 blijkt dat 55% van de Nederlanders flexitariër is en drie dagen per week of vaker geen vlees bij de warme maaltijd of tussendoor eet. In 2020 waren ongeveer 860.000 Nederlanders vegetariër (5% van de bevolking) en volgens de NVV (Nederlandse Vereniging voor Veganisten) telde Nederland in 2020 naar schatting rond de 150.000 veganisten.

Motieven
Anders dan in grote delen van de wereld, waar de voedselkeuze veelal door geografische en/of economische factoren wordt beperkt, zijn in onze welvarende samenleving alle voedingsmiddelen in overvloed beschikbaar. Het bewust matigen of vermijden van de consumptie van dierlijke producten wordt dan vooral ingegeven door afkeer van het dierenleed dat onlosmakelijk verbonden lijkt met de ‘productie’ van deze voedingsmiddelen.
Ook zorgen over milieu en duurzaamheid zijn een veelgenoemd motief. De ‘productie’ van dierlijk eiwit is namelijk uiterst inefficiënt: voor 1 kg dierlijk eiwit is gemiddeld 7 kg plantaardig eiwit nodig en voor 1 kg eiwit uit rundvlees zelfs 33 kg plantaardig eiwit. Daarnaast levert de intensieve veeteelt een belangrijke bijdrage aan de uitstoot van broeikasgassen. In een Europese studie is becijferd dat minder veehouderij als gevolg van een halvering van de vlees- en zuivelconsumptie zou resulteren in 40% minder uitstoot van stikstof en 25-40% minder uitstoot van broeikasgassen. Overigens is veganistisch eten niet het meest duurzame voedingspatroon, zo werd onlangs geconstateerd op een symposium over de impact van veganisme op gezondheid, duurzaamheid en technologie. Consumptie van minder dierlijke en meer plantaardige eiwitten maakt het voedingspatroon duurzamer, maar consumptie van enige zuivel en vis lijkt de sleutel naar een minimale CO2-voetafdruk.
Een derde belangrijk motief om minder of geen dierlijke producten te consumeren is gezondheid. Volgens dezelfde Europese studie zou door een halvering van de vlees- en zuivelconsumptie de inname van verzadigd vet worden teruggebracht tot het aanbevolen maximum (28 g/dag voor mannen, 22 g/dag voor vrouwen). Daarnaast wordt consumptie van met name rood en bewerkt vlees in verband gebracht met een verhoogd risico op type II-diabetes, beroerte en bepaalde soorten kanker (o.a. darmkanker).

Tekorten
Dierlijke producten zijn ook een voedingsbron van belangrijke nutriënten die moeilijk of helemaal niet uit plantaardige voeding zijn te halen. Denk daarbij aan vitamine B12, vitamine D, heemijzer, calcium, zink, jodium, carnitine, taurine en de omega-3 vetzuren EPA en DHA. Het weglaten van deze voedingsgroep leidt dan ook tot een mindere of ontoereikende voorziening van deze nutriënten. Dus hoe gevarieerd veganisten ook eten, zonder gebruik van verrijkte voedingsmiddelen en/of voedingssupplementen is het praktisch onmogelijk om een volwaardige voeding te realiseren. Dit geldt eveneens, zij het in mindere mate, voor een vegetarisch voedingspatroon.

Vitamine B12
Meerdere onderzoeken bevestigen dat veganisten vaak een vitamine B12-deficiëntie hebben. In een Engelse studie met 689 mannen (226 omnivoren, 231 vegetariërs en 232 veganisten) had 52% van de veganisten, 7% van de vegetariërs en 1 omnivoor een tekort aan vitamine B12 (< 118 pmol/l). Bij 21% van de veganisten en 17% van de vegetariërs was sprake van vitamine B12-depletie (118-149 pmol/l). De veganisten hadden ook de laagste gemiddelde serumwaarden van B12.
Uit een review van 40 studies komen soortgelijke cijfers naar voren. Van veganisten die met vitamine B12 verrijkte voedingsmiddelen consumeerden had 0% een vitamine B12-tekort. Over een periode van vijf jaar werd echter een gestage daling van de serumwaarden B12 gezien, waaruit kan worden afgeleid dat de doseringen vitamine B12 in verrijkte voedingsmiddelen niet voldoende zijn om tekorten op langere termijn te voorkomen. Dit geldt met name voor oudere volwassenen en bejaarden vanwege de afnemende opnamecapaciteit met het klimmen der jaren. Volgens de onderzoekers is het aan te bevelen voor vegetariërs, maar nog meer voor veganisten, om een vitamine B12-supplement te nemen, ook bij gebruik van verrijkte voedingsmiddelen, om daarmee een tekort te voorkomen.
Vitamine B12 speelt onder andere een belangrijke rol bij de omzetting van homocysteïne in methionine. Een tekort aan vitamine B12 kan resulteren in verhoogde bloedwaarden van homocysteïne, wat de kans op het ontwikkelen van hart- en vaatziekten of een TIA kan vergroten.
Bij veganisten en vegetariërs worden inderdaad vaak hogere homocysteïnewaarden in bloed gevonden. In een Slowaaks onderzoek had 53% van de veganisten en 29% van de vegetariërs hyperhomocysteïnemie (> 15 µmol/l), tegenover slechts 5% van de omnivoren. Ook heeft de slechte vitamine B12-status van veganisten en vegetariërs een ongunstig effect op surrogaatmarkers van atherosclerose (vaatwanddikte van de halsslagader en de flow-gemedieerde dilatatie (FMD)). Suppletie van vitamine B12 kan deze markers weer verbeteren.

IJzer
IJzer in de voeding komt voor in twee vormen: heemijzer en non-heemijzer. Heemijzer is uitsluitend in dierlijke producten te vinden, non-heemijzer zit in zowel dierlijke als plantaardige producten. Ook is er een aanzienlijk verschil in opname: zo’n 25% van het heemijzer wordt opgenomen, tegenover 1-10% van het non-heemijzer. Bepaalde stoffen, zoals vitamine C, kunnen de opname verhogen, andere stoffen uit plantaardige voedingsmiddelen vormen onoplosbare complexen met non-heemijzer en remmen dus de opname.
Vegetariërs en veganisten consumeren uitsluitend non-heemijzer en lopen dus een groter risico op een ijzertekort. In een Duitse studie met 75 veganistische vrouwen bleek aan de hand van gemeten serum-ferritinewaarden (ijzerbindend eiwit, indicator voor de lichaamsvoorraad ijzer) dat 42% van de vrouwen jonger dan 50 jaar en 12% van de vrouwen van 50 jaar en ouder ijzerdeficiënt waren. Bij 3 vrouwen was sprake van ijzergebreksanemie. De gemiddelde inname van ijzer was hoger dan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid. Ook uit twee literatuurstudies komt naar voren dat bij vegetariërs en veganisten veel vaker dan bij vleeseters sprake is van ijzerdepletie, ijzerdeficiëntie en/of ijzergebreksanemie. Dit geldt met name voor premenopauzale vrouwen.
Sommige wetenschappers wijzen erop dat ook verhoogde ijzervoorraden gezondheidsrisico’s met zich meebrengen (o.a. type II-diabetes). Zij adviseren daarom dat ook vleeseters hun ijzerstatus in de gaten moeten houden en eventueel minder vlees en meer plantaardig voedsel gaan eten.

Omega-3 vetzuren
Door het ontbreken van vis op het menu van veganisten en de meeste vegetariërs is de voorziening met de omega-3 vetzuren EPA en DHA slecht. In een Oostenrijkse studie werd bij vegetariërs en veganisten een afname van de EPA-, DPA- en DHA-gehaltes in weefsel vastgesteld. Deze werd toegeschreven aan een volkomen scheve omega-6:omega-3-ratio van 10:1 en de zeer beperkte voedingsbronnen van EPA en DHA voor deze groep.
Amerikaanse wetenschappers hebben in een onderzoek de omega-3 index van 165 veganisten in kaart gebracht. De omega-3 index is het percentage EPA plus DHA van de totaal in bloed aanwezige vetzuren en wordt gezien als een risicofactor voor hart- en vaatziekten (< 4% hoog risico, 4-8% gemiddeld risico, > 8% laag risico). Bij 64% van de deelnemers was de omega-3 index < 4%, bij 27% < 3% en bij 1% < 2%. Twee deelnemers hadden daarentegen een index van > 8%. De gemiddelde index bedroeg 3,73%. Ter vergelijking: in onderzoeken met Amerikaanse omnivoren is een gemiddelde omega-3 index van 4,7-5,7% gevonden, maar groepen met een geringe visconsumptie en geen omega-3-suppletie scoorden niet beter dan veganisten.
In het tweede deel van het onderzoek kregen 46 deelnemers met een gemiddelde omega-3 index van 3,1% een veganistisch omega-3 supplement (algenolie met 254 mg EPA + DHA per dag). Na vier maanden was de gemiddelde omega-3 index gestegen naar 4,8% (+ 1,7%).

Enkele dierlijke en plantaardige voedingsmiddelen en hun calciumgehalte. Met name voor veganisten kan het lastig zijn om de dagelijkse referentie-inname (RI) van 800 mg te halen.
Bron: NEVO, RIVM

Botmineraaldichtheid
Een geringe inname van calcium, zink, vitamine D en vitamine B12 kan invloed hebben op de stevigheid van botten van vegetariërs en veganisten en kan het risico op botbreuken vergroten. Daarnaast remmen plantenstoffen als oxaalzuur (in o.a. rabarber, spinazie en bieten) en fytinezuur (in o.a. granen) de opname van calcium en hebben daardoor een ongunstig effect op de botmineraaldichtheid. Uit een recente Spaanse meta-analyse van twintig studies met in totaal ruim 37.000 deelnemers bleek inderdaad dat vegetariërs en veganisten een lagere botmineraaldichtheid (BMD) in de femurhals (heup) en lumbale wervelkolom hadden dan omnivoren en dat veganisten vaker botbreuken hadden.
Uit ander onderzoek komt echter naar voren dat veganisten die wel voldoende calcium binnenkrijgen geen verhoogd risico op botbreuken hebben. Verder blijkt uit een grootschalig Brits onderzoek met meer dan 400.000 deelnemers dat ook semivegetariërs die wel gevogelte of vis eten een lagere BMD hebben dan regelmatige (rood) vleeseters.
Ook deze onderzoeksresultaten laten zien dat het weglaten van een of meerdere voedselgroepen vraagt om meer variatie in de overige voedselgroepen en het gebruik van verrijkte voedingsmiddelen en/of voedingssupplementen om toch een adequate voorziening van belangrijke nutriënten te bereiken.

Gezondheid
Hoe gezond is een vegetarisch of een veganistisch voedingspatroon nu eigenlijk? Vegetariërs en veganisten eten relatief veel groente, fruit, peulvruchten, noten en granen. Deze voedingen leveren aanzienlijke hoeveelheden koolhydraten, vezels, omega-6 vetzuren, vitamine C en E, carotenoïden, foliumzuur, kalium, magnesium en plantenstoffen, maar relatief weinig eiwitten, verzadigd vet, omega-3 vetzuren, vitamine A en B12, zink en jodium. Veganisten hebben bovendien een geringe inname van calcium, vitamine D en een te verwaarlozen inname van vitamine B12 en choline.
Overigens krijgen ook omnivoren lang niet altijd alle nutriënten in voldoende mate binnen. Omdat de visconsumptie onder vleeseters vaak gering is, laat ook in deze groep de voorziening met omega-3 vetzuren te wensen over. Verder hadden omnivoren in een Zwitserse studie de laagste inname van magnesium, vitamine B3, vitamine C en vitamine E, vergeleken met vegetariërs en veganisten. Bovendien had 58% van de omnivore deelnemers een foliumzuurdeficiëntie.

Zowel een vegetarisch als een veganistisch voedingspatroon hebben een gunstig effect op de samenstelling van de darmmicrobiota. De darmmicrobiota van vegetariërs en veganisten telt meer Bacteriodetes-stammen (gramnegatieve bacteriën die polysacchariden en vezels fermenteren en korteketenvetzuren produceren) dan die van omnivoren. Plantenvezels zorgen voor een toename van melkzuurbacteriën en (gunstige) bacteriestammen als Roseburia, Eubacterium rectale en Ruminococcus en verminderen (ongunstige) Clostridium– en Enterococcus-stammen.
Polyfenolen, rijkelijk aanwezig in plantaardig voedsel, zorgen ook voor een toename van Lactobacillus– en Bifidobacterium-stammen, die beschikken over antipathogene en ontstekingsremmende eigenschappen.
Nutriënten in (onbewerkt) plantaardig voedsel hebben een lagere biobeschikbaarheid, hetgeen gunstig is voor de gezondheid van de darm en de microbiota. Intacte plantencellen zijn moeilijker verteerbaar, waardoor de nutriënten pas verderop in de darm vrijkomen. Sterk bewerkt, dierlijk en acellulair voedsel, kenmerkende bestanddelen van het traditionele westerse, omnivore voedingspatroon, wordt gemakkelijker opgenomen in de dunne darm waardoor de dikke darm belangrijke nutriënten misloopt, met mogelijke gevolgen voor de samenstelling van de microbiota.

Er zijn meerdere literatuurstudies gedaan naar de gezondheidseffecten van vegetarische en veganistische voedingspatronen. Daaruit komen de volgende kenmerken naar voren:

Positief
– lagere BMI en minder vaak overgewicht;
– lagere plasmawaarden totaalcholesterol en LDL-cholesterol;
– minder risico op (overlijden aan) ischemische hartziekte;
– minder kans op diabetes;
– iets lagere bloeddruk en iets minder kans op hypertensie;
– minder kans op diverticulitis;
– minder kans op cataract;
– iets kleinere kans op kanker (niet-specifiek): – 8% voor vegetariërs, – 15% voor veganisten.

Negatief
– (zeer) grote kans op vitamine B12-deficiëntie;
– hogere bloedwaarden van homocysteïne;
– grote kans op tekorten aan omega-3 vetzuren EPA en DHA;
– meer kans op ijzerdeficiëntie en/of ijzergebreksanemie;
– kans op calcium- en/of jodiumdeficiëntie;
– meer kans op een lage BMD en botbreuken.

Uit twee onderzoeken bij langeafstandslopers bleek verder dat veganistische hardlopers het minst last van allergieën hadden. Qua geschiktheid als sportdieet deden een veganistisch en vegetarisch voedingspatroon niet onder voor een omnivoor voedingspatroon, zowel wat betreft prestaties als fysieke gezondheid en psychisch welbevinden.

Zwangerschap
In een recente uitgebreide literatuurstudie is gekeken naar de effecten van een vegetarische/veganistische voeding voor en tijdens de zwangerschap op de gezondheid van moeder en kind. Een voeding op plantaardige basis met veel vezels en weinig vet kan beschermen tegen zwangerschapscomplicaties als pre-eclampsie, zwangerschapsdiabetes en vroeggeboorte, op voorwaarde dat de eerdergenoemde typische nutriëntentekorten van deze voeding worden voorkomen. Zo had in een Congolees onderzoek een derde van de zwangere vrouwen die niet dagelijks groenten aten pre-eclampsie, tegenover slechts 3,7% van de vrouwen die drie of meer porties groente per dag aten. Amerikaanse onderzoekers vonden een omgekeerde relatie tussen het totaal van vezels uit de voeding en vezels uit granen en fruit en het risico op zwangerschapsdiabetes. Elke 10 g extra inname van voedingsvezels was gerelateerd aan 26% minder kans op zwangerschapsdiabetes. 5 g meer vezels uit granen of uit fruit gaf respectievelijk 23% en 26% minder risico op zwangerschapsdiabetes. Daarentegen was een voedingspatroon met een hoge glycemische belasting en een lage inname van vezels uit granen geassocieerd met een meer dan twee keer zo groot risico op zwangerschapsdiabetes.
Een onevenwichtig voedingspatroon met tekorten aan macro- of micronutriënten, zoals eiwitten, calcium, ijzer, DHA, vitamine B12 en/of vitamine D heeft nadelige gevolgen voor de foetus: laag geboortegewicht, misvormingen en neurologische beperkingen. Voedingstekorten bij de moeder kunnen leiden tot aanpassing van het placentagewicht en de capaciteit van de overdacht van nutriënten, waardoor het groeipatroon van de foetus kan veranderen.
In een kleinschalige observationele studie met 74 borstvoeding gevende Amerikaanse vrouwen (26 veganisten, 22 vegetariërs, 26 omnivoren) is de samenstelling van de moedermelk vergeleken. De borstvoeding van de veganistische vrouwen bevatte significant meer onverzadigde en omega-3 vetzuren, minder verzadigde en transvetzuren en had lagere omega-6:omega-3-ratio’s dan die van vegetariërs en omnivoren. Het DHA-gehalte in moedermelk was laag (0,14-0,18%), ongeacht het voedingspatroon. Alleen bij vrouwen die een voedingssupplement met DHA gebruikten werden hoge waarden gevonden.
De onderzoekers concluderen dat vrouwen die vegetarisch/veganistisch eten tijdens de zwangerschap en in de periode van borstvoeding er extra gespitst op moeten zijn dat ze alle essentiële macronutriënten binnenkrijgen en hun micronutriënteninname completeren met de nodige voedingssupplementen.

Geestelijke gezondheid
Onderzoeken naar de invloed van een vegetarisch of veganistisch voedingspatroon op de geestelijke gezondheid laten uiteenlopende resultaten zien. Uit enkele studies van een Amerikaanse wetenschapper komt naar voren dat veganisten minder last van stress en angsten hebben dan omnivoren, dat vegetariërs minder last hebben van negatieve stemming dan omnivoren en dat de stemming van omnivoren verbetert als ze twee weken geen vlees, vis en pluimvee eten.
Echter, in een onderzoek met 9.668 Britse mannen van zwangere vrouwen bleek dat vegetariërs meer symptomen van depressie vertoonden dan niet-vegetarische mannen. Ook in een studie naar de persoonlijkheidskenmerken van 6.422 vegetariërs (4,3%), flexitariërs (18,5%) en omnivoren (77,2%) bleken vegetariërs en flexitariërs meer neurotisch en depressief dan omnivoren.
In een Britse literatuurstudie is gekeken naar mogelijke effecten van een voedingspatroon op plantaardige basis op het beloop van type II-diabetes. Elf studies met in totaal 433 diabetespatiënten voldeden aan de selectiecriteria. Uit de review komt naar voren dat overgang op een voedingspatroon op plantaardige basis kan leiden tot significante verbeteringen van emotioneel en fysiek welbevinden, depressie, kwaliteit van leven, algehele gezondheid, HbA1c (geglyceerd hemoglobine), gewicht en totaalcholesterol, in vergelijking met andere voedingsinterventies.
Uit een groot onderzoek van gegevens uit diverse landen komt naar voren dat een vegetarisch voedingspatroon geen invloed heeft op de geestelijke gezondheid van mensen in Duitsland, Rusland en de VS, maar wel gerelateerd is aan een geringe toename van angst en depressie bij Chinezen. Ook een Chinees onderzoek vindt meer depressie en ernstigere symptomen bij oudere vegetarische Chinese mannen dan bij vleesetende leeftijdsgenoten. Door de wat gebrekkige opzet van de studie durven de onderzoekers echter geen causaal verband te leggen.
Franse onderzoekers constateren na bestudering van gegevens van 90.380 leden van de zgn. Constances Cohort (representatieve dwarsdoorsnede van de Franse bevolking, bestaande uit 200.000 volwassenen in de leeftijd van 18-69 jaar) dat de kans op symptomen van depressie toeneemt met het aantal uitgesloten voedingsgroepen. Ze concluderen dat het uitsluiten van elke willekeurige voedingsgroep, dus niet alleen dierlijke producten, gerelateerd is met symptomen van depressie.

Oorzaak of gevolg?
In hoeverre het voedingspatroon daadwerkelijk de oorzaak is van de verhoogde prevalentie van mentale problemen bij vegetariërs/veganisten blijft onduidelijk. Uit een Duitse studie met 4.358 deelnemers blijkt onder andere dat het vermijden van vlees positief is geassocieerd met mentale stoornissen. Aangezien er geen bekende biologische mechanismen zijn die deze relatie kunnen verklaren, zouden er misschien psychologische mechanismen aan ten grondslag kunnen liggen. Dit vermoeden wordt versterkt door de bevinding in het onderzoek dat de betreffende deelnemers gemiddeld genomen pas na het ontstaan van mentale stoornissen startten met een vegetarisch voedingspatroon. Een mogelijk mechanisme zou kunnen zijn dat de geestelijke problemen de keuze voor een vegetarisch voedingspatroon ‘veroorzaken’. Het ervaren van geestelijke problemen zou mensen meer bewust kunnen maken van het lijden van andere levende wezens (dieren), waardoor ze een voedingspatroon zonder vlees en vis gaan prefereren. Daarnaast zijn mensen met een mentale stoornis mogelijk meer gefocust op een gezonde leefstijl, in de hoop daarmee het verloop van hun ziekte gunstig te beïnvloeden. Door de toegenomen angst voor hun gezondheid zouden ze voor vegetarisme kunnen kiezen om een gevoel van veiligheid te krijgen of uit zelfbescherming, aangezien het eten van vlees als minder gezond wordt gezien, aldus de onderzoekers.

(WD)

Bronnen

  • Postma-Smeets A, van Dooren C: Factsheet Vegetarisch en veganistisch eten; Voedingscentrum, 2018.
  • Wikipedia (nl): Omnivoor; geraadpleegd 06-2019.
  • Keuchenius C, van der Lelij B: Quickscan 2015: eetpatronen van verschillende sociale milieus, duurzaamheid en voedselverspilling; Voedingscentrum, 2015.
  • de Waart, S: Factsheet ConsumptieCijfers & Aantallen Vegetariërs; Vegetariërsbond, 2020.
  • Veganchallenge.nl; geraadpleegd 12-2021.
  • Westhoek H et al.: Food choices, health and environment: Effects of cutting Europe’s meat and dairy intake; Global Environmental Change 26:196-205, 2014.
  • Vegan, een duurzame hype?; NVVL-symposium, 13 juni 2019.
  • Gilsing AM et al.: Serum concentrations of vitamin B12 and folate in British male omnivores, vegetarians and vegans: results from a cross-sectional analysis of the EPIC-Oxford cohort study; European Journal of Clinical Nutrition 64(9):933-939, 2010.
  • Pawlak R, Lester SE, Babatunde T: The prevalence of cobalamin deficiency among vegetarians assessed by serum vitamin B12: a review of literature; European Journal of Clinical Nutrition 68(5):541-548, 2014.
  • Krajcovicová-Kudlácková M et al.: Homocysteine levels in vegetarians versus omnivores; Annals of Nutrition and Metabolism 44(3):135-138, 2000.
  • Majchrzak D et al.: B-vitamin status and concentrations of homocysteine in Austrian omnivores, vegetarians and vegans; Annals of Nutrition and Metabolism 50(6):485-491, 2006.
  • Woo KS, Kwok TC, Celermajer DS: Vegan diet, subnormal vitamin B-12 status and cardiovascular health; Nutrients 6(8):3259-3273, 2014.
  • IJzer; website Voedingscentrum, geraadpleegd 06-2019.
  • Waldmann A et al.: Dietary iron intake and iron status of German female vegans: results of the German vegan study; Annals of Nutrition and Metabolism 48(2):103-108, 2004.
  • Pawlak R, Berger J, Hines I: Iron Status of Vegetarian Adults: A Review of Literature; American Journal of Lifestyle Medicine 12(6):486-498, 2016.
  • Haider LM et al.: The effect of vegetarian diets on iron status in adults: A systematic review and meta-analysis; Critical Reviews in Food Science and Nutrition 58(8):1359-1374, 2018.
  • Kornsteiner M, Singer I, Elmadfa I: Very low n-3 long-chain polyunsaturated fatty acid status in Austrian vegetarians and vegans; Annals of Nutrition and Metabolism 52(1):37-47, 2008.
  • Sarter B et al.: Blood docosahexaenoic acid and eicosapentaenoic acid in vegans: Associations with age and gender and effects of an algal-derived omega-3 fatty acid supplement; Clinical Nutrition 34(2):212-218, 2015.
  • Iguacel I et al.: Veganism, vegetarianism, bone mineral density, and fracture risk: a systematic review and meta-analysis; Nutrition Reviews 77(1):1-18, 2019.
  • Mangels AR: Bone nutrients for vegetarians; American Journal of Clinical Nutrition 100(Suppl 1):469S-475S, 2014.
  • Tong TY et al.: Anthropometric and physiologic characteristics in white and British Indian vegetarians and nonvegetarians in the UK Biobank; American Journal of Clinical Nutrition 107(6):909-920, 2018.
  • Schüpbach R et al.: Micronutrient status and intake in omnivores, vegetarians and vegans in Switzerland; European Journal of Nutrition 56(1):283-293, 2017.
  • Elorinne AL et al.: Food and Nutrient Intake and Nutritional Status of Finnish Vegans and Non-Vegetarians; PLoS One 11(2):e0148235, 2016.
  • Singh RK et al.: Influence of diet on the gut microbiome and implications for human health; Journal of Translational Medicine 15(1):73, 2017.
  • Tomova A et al.: The Effects of Vegetarian and Vegan Diets on Gut Microbiota; Frontiers in Nutrition 6:47, 2019.
  • Dinu M et al.: Vegetarian, vegan diets and multiple health outcomes: A systematic review with meta-analysis of observational studies; Critical Reviews in Food Science and Nutrition 57(17):3640-3649, 2017.
  • Appleby PN, Key TJ: The long-term health of vegetarians and vegans; Proceedings of the Nutrition Society 75(3):287-293, 2016.
  • Key TJ, Appleby PN, Rosell MS: Health effects of vegetarian and vegan diets; Proceedings of the Nutrition Society 65(1):35-41, 2006.
  • Craig WJ: Health effects of vegan diets; American Journal of Clinical Nutrition 89(5):1627S-1633S, 2009.
  • Pettersen BJ et al.: Vegetarian diets and blood pressure among white subjects: results from the Adventist Health Study-2 (AHS-2); Public Health Nutrition 15(10):1909-1916, 2012.
  • Yokoyama Y et al.: Vegetarian diets and blood pressure: a meta-analysis; JAMA International Medicine 174(4):577-587, 2014.
  • Wirnitzer K et al.: Health Status of Female and Male Vegetarian and Vegan Endurance Runners Compared to Omnivores-Results from the NURMI Study (Step 2); Nutrients 11(1), 2018.
  • Boldt P et al.: Quality of life of female and male vegetarian and vegan endurance runners compared to omnivores – results from the NURMI study (step 2); Journal of the International Society of Sports Nutrition 15(1):33, 2018.
  • Sebastiani G et al.: The Effects of Vegetarian and Vegan Diet during Pregnancy on the Health of Mothers and Offspring; Nutrients 11(3) pii: E557, 2019.
  • Longo-Mbenza B et al.: Diets rich in vegetables and physical activity are associated with a decreased risk of pregnancy induced hypertension among rural women from Kimpese, DR Congo; Nigerian Journal of Medicine 17(1):45-49, 2008.
  • Zhang C et al.: Dietary fiber intake, dietary glycemic load, and the risk for gestational diabetes mellitus; Diabetes Care 29(10):2223-2230, 2006.
  • Perrin MT et al.: A cross-sectional study of fatty acids and brain-derived neurotrophic factor (BDNF) in human milk from lactating women following vegan, vegetarian, and omnivore diets; European Journal of Nutrition, juli 2018. doi: 10.1007/s00394-018-1793-z.
  • Beezhold BL, Johnston CS, Daigle DR: Vegetarian diets are associated with healthy mood states: a cross-sectional study in seventh day adventist adults; Nutrition Journal 9:26, 2010.
  • Beezhold BL, Johnston CS: Restriction of meat, fish, and poultry in omnivores improves mood: a pilot randomized controlled trial; Nutrition Journal 11:9, 2012.
  • Beezhold B et al.: Vegans report less stress and anxiety than omnivores; Nutritional Neuroscience 18(7):289-296, 2015.
  • Hibbeln JR et al.: Vegetarian diets and depressive symptoms among men; Journal of Affective Disorders 225:13-17, 2018.
  • Forestell CA, Nezlek JB: Vegetarianism, depression, and the five factor model of personalitype; Ecology of Food and Nutrition 57(3):246-259, 2018.
  • Toumpanakis A, Turnbull T, Alba-Barba I: Effectiveness of plant-based diets in promoting well-being in the management of type 2 diabetes: a systematic review; BMJ Open Diabetes Research & Care 6(1):e000534, 2018.
  • Lavallee K et al.: Vegetarian diet and mental health: Cross-sectional and longitudinal analyses in culturally diverse samples; Journal of Affective Disorders 248:147-154, 2019.
  • Li XD et al.: Adhering to a vegetarian diet may create a greater risk of depressive symptoms in the elderly male Chinese population; Journal of Affective Disorders 243:182-187, 2019.
  • Matta J et al.: Depressive Symptoms and Vegetarian Diets: Results from the Constances Cohort; Nutrients 10(11) pii: E1695, 2018.
  • Michalak J, Zhang XC, Jacobi F: Vegetarian diet and mental disorders: results from a representative community survey; International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity 9:67, 2012.

< Terug