Extra vitamine D juist in de wintermaanden belangrijk voor lichaam én geest
December 2019
In de donkere dagen voor kerst en de daaropvolgende wintermaanden zitten we op onze breedtegraad slecht wat betreft de vitamine D-voorziening via zonlicht. Iedereen is dus zeker in deze periode van het jaar gebaat bij suppletie van vitamine D, maar dat geldt speciaal voor ouderen. Omdat bij deze bevolkingsgroep vaak tekorten worden waargenomen geldt voor ouderen al het advies om het hele jaar door extra vitamine D te slikken. Uit een recent onderzoek blijkt nu dat extra vitamine D ook de ernst van een depressie bij ouderen kan verminderen.
Eerder onderzoek heeft al uitgewezen dat wat extra vitamine D (15 µg/dag) in de wintermaanden gunstig is voor het serumgehalte vitamine D (25(OH)D) van de gehele bevolking. In een Britse studie kregen 335 Zuid-Aziatische en blanke Europese vrouwen (leeftijd 20-64 jaar) dagelijks 15 µg vitamine D in de vorm van verrijkte voedingsmiddelen (biscuits of sap) of een placebo bij een minimale blootstelling aan uv-straling. Na drie maanden waren de serumgehaltes vitamine D in de placebogroep gedaald, maar in de vitamine D-groep aanzienlijk gestegen en bij de Zuid-Aziatische vrouwen zelfs meer dan verdubbeld. Daarbij presteerde vitamine D3 aanzienlijk beter dan vitamine D2.
Het belang van een goede voorziening met vitamine D op latere leeftijd is onlangs nog eens onderstreept door de bevindingen van een groep Ierse wetenschappers. Zij stelden vast dat 50-plussers met een vitamine D-tekort 75% meer kans hebben op het ontwikkelen van een depressie op latere leeftijd.
In een Iraanse studie is onderzocht in hoeverre extra vitamine D van invloed zou kunnen zijn op depressies bij ouderen. Daartoe kregen 78 60-plussers met een matige tot ernstige depressie wekelijks 50.000 IE vitamine D3 (ca. 175 µg/dag) of een placebo gedurende acht weken. Naast een aanzienlijke stijging van het serumgehalte 25(OH)D3 (van 53 naar 108,5 nmol/l gemiddeld) daalde de gemiddelde score op de Geriatric Depression Scale (GDS) van matige depressie tot milde depressie. Deze relatief hoge dosering lijkt zeker noodzakelijk, want Nederlandse wetenschappers zagen geen effect van een lagere dosering vitamine D3 (1.200 IE/dag) op de symptomen van depressie en het fysiek functioneren bij ouderen met een lage vitamine D-status.
(WD)
Bronnen: Alavi NM et al.: Effect of vitamin D supplementation on depression in elderly patients: A randomized clinical trial; Clinical Nutrition 38(5):2065-2070, 2019. Tripkovic L et al.: Daily supplementation with 15 μg vitamin D2 compared with vitamin D3 to increase wintertime 25-hydroxyvitamin D status in healthy South Asian and white European women: a 12-wk randomized, placebo-controlled food-fortification trial; American Journal of Clinical Nutrition 106(2):481-490, 2017. Briggs R et al.: Vitamin D Deficiency Is Associated With an Increased Likelihood of Incident Depression in Community-Dwelling Older Adults; Journal of the American Medical Directors Association 20(5):517-523, 2019. de Koning EJ et al.: Vitamin D supplementation for the prevention of depression and poor physical function in older persons: the D-Vitaal study, a randomized clinical trial; American Journal of Clinical Nutrition 110(5):1119-1130, 2019.
De mythe van 10.000 stappen per dag
November 2019
Voor een gezond en lang leven moeten we elke dag 10.000 stappen zetten, althans dat is de boodschap die vaak wordt verkondigd. Bewapend met een stappenteller begint menigeen met goede moed, maar vaak blijkt het best een opgave om zoveel stappen per dag te halen. En zeer waarschijnlijk is het niet eens nodig.
Er is nauwelijks wetenschappelijke onderbouwing voor de noodzaak om 10.000 stappen per dag te zetten om gezond te blijven. Waarschijnlijk ligt de oorsprong van het getal 10.000 in de marketing voor een Japanse stappenteller die in 1965 op de markt kwam: Manpo-kei (Japans voor 10.000 stappen meter). Een groep wetenschappers heeft onlangs vastgesteld dat we ook met heel wat minder stappen toekunnen.
In hun onderzoek droegen 16.741 vrouwen met een gemiddelde leeftijd van 72 jaar een week lang een accelerometer om een beeld te krijgen van hoeveel stappen ze per dag zetten en hoe snel. De data werden afgezet tegen de sterfte door alle oorzaken gedurende een follow-up periode van 4,3 jaar en gecorrigeerd voor mogelijke confounders, zoals gezondheidstoestand, voedingspatroon en leefstijl. In de groep vrouwen die gemiddeld 4.363 stappen per dag zetten lag het sterfterisico 41% lager dan in de groep die gemiddeld slechts 2.718 stappen per dag haalde. Meer stappen per dag deed het sterfterisico verder dalen: – 46% bij 5.905 stappen en – 58% bij 8.442 stappen. Vanaf 7.500 stappen per dag daalde het sterfterisico niet verder. De snelheid van wandelen bij een zelfde aantal stappen had geen invloed op het sterfterisico.
Volgens de onderzoekers gelden de gevonden resultaten waarschijnlijk voor iedereen die niet al te actief is, dus ook voor mannen en jongere vrouwen. Verder is het niet hun bedoeling om mensen die al 10.000 stappen of meer per dag zetten minder te laten lopen. Het kan zeker geen kwaad en misschien levert het andere voordelen op die niet in deze studie zijn onderzocht, zoals betere cognitie, kwaliteit van leven of fysieke functie.
Dus al zo’n 4.400 stappen per dag kunnen bijdragen aan een gezond en lang leven, een doel dat voor veel mensen een stuk makkelijker zal zijn te realiseren.
(WD)
Bronnen: Lee IM et al.: Association of step volume and intensity with all-cause mortality in older women; JAMA Internal Medicine, mei 2019 [Epub ahead of print]. Abbasi J: For mortality, busting the myth of 10000 steps per day; JAMA 322(6):492-493, 2019.
Alarmerende casus: tiener blind door slechte eetgewoonten
Oktober 2019
Wetenschappers van de University of Bristol hebben een casus gepubliceerd over een tiener met extreem kieskeurige eetgewoonten die uiteindelijk tot blindheid hebben geleid.
Op 14-jarige leeftijd bezocht de jongen zijn huisarts met vermoeidheidsklachten. Afgezien van zijn extreem selectieve voedselkeuze had hij een normale lichaamslengte en BMI, vertoonde geen tekenen van ondervoeding en gebruikte geen medicatie. Aan de hand van testen werd macrocytaire anemie en een vitamine B12-tekort vastgesteld. Deze werden behandeld met vitamine B12-injecties en voedingsadviezen. Een jaar later had de jongen sensorineuraal gehoorverlies en een verminderd gezichtsvermogen, maar een oorzaak werd niet gevonden. Op zijn 17e was zijn gezichtsvermogen nog verder verslechterd en was hij blind geworden.
Toen pas ging men de voedingsstatus van de jongen nader onderzoeken en bleek dat hij nog steeds een vitamine B12-tekort had en verder lage koper- en seleniumwaarden, een hoog zinkgehalte en een aanzienlijk verlaagde vitamine D-waarde en botmineraaldichtheid. Niet verwonderlijk gezien het extreem slechte voedingspatroon van de jongen: sinds hij naar middelbare school ging at hij uitsluitend patat, witbrood, Pringles, worst en plakken ham.
Uiteindelijk hadden deze bizarre eetgewoonten geleid tot het ontstaan van nutritionele optische neuropathie. Nutritionele optische neuropathie is een disfunctie van de oogzenuw, die van essentieel belang is voor het gezichtsvermogen. De aandoening komt maar zelden voor in ontwikkelde landen en is omkeerbaar mits vroegtijdig onderkend, maar onbehandeld kan de oogzenuw permanent beschadigd raken met blindheid als gevolg. Voor de jongen kwam de diagnose te laat, zijn gezichtsvermogen was blijvend aangetast.
De onderzoekers zien voor de toekomst een toename van nutritionele optische neuropathie vanwege de wijdverbreide consumptie van junkfood, maar ook door de toenemende populariteit van het veganistisch voedingspatroon als dat niet wordt aangevuld met vitamine B12. Ze dringen erop aan dat bij elk medisch onderzoek standaard niet alleen naar roken en/of alcoholgebruik wordt gevraagd, maar ook naar voedingsgewoonten, zeker als er sprake is van onverklaarbare klachten van het gezichtsvermogen.
(WD)
Bron: Poor diet can lead to blindness, case study shows; ScienceDaily, 3 sept. 2019.
Rode wijn drinken is goed voor de darmmicrobiota
September 2019
Rode wijn drinkers hebben een gevarieerdere darmmicrobiota, minder kans op obesitas en lagere LDL-cholesterolwaarden. Deze conclusies trekken wetenschappers van het King’s College London op basis van uitkomsten van meerdere onderzoeken met in totaal bijna 3.000 deelnemers.
In de Britse studie werd het effect van rode wijn, witte wijn, bier, cider en sterke drank op de samenstelling van de darmmicrobiota en de algehele gezondheid bij 916 tweelingen, allen vrouwen, onderzocht. De darmmicrobiota van dames met een matige rode wijn consumptie was gevarieerder en gezonder dan van degenen die geen rode wijn dronken, ook na correctie voor leeftijd, gewicht, sociaaleconomische status en voedingspatroon. De andere alcoholische dranken hadden dit effect niet. Studies met drie andere cohorten in Groot-Brittannië, Nederland en de VS lieten soortgelijke resultaten zien.
De wetenschappers benadrukken dat de onderzoeksresultaten een verband blootleggen en niet zozeer een oorzaak. Wel vermoeden ze dat de polyfenolen in rode wijn, afkomstig uit druivenschillen, verantwoordelijk zijn voor het gunstige resultaat. Het hier gevonden verband tussen een matige rode wijn consumptie en een gezondere en meer diverse darmmicrobiota zou tevens de lang bediscussieerde gunstige effecten van rode wijn op de algehele gezondheid kunnen verklaren. Het was al bekend dat rode wijn gunstig is voor de gezondheid van het hart.
Ten slotte wijzen de wetenschappers erop dat alcohol met mate het devies blijft: een keer in de twee weken rode wijn drinken was al voldoende om resultaten te zien.
(WD)
Bron: Hancocks N: Red wine drinkers have better gut health, say researchers; NutraIngredients.com, 28 aug. 2019.
Nieuw onderzoek: paracetamol verstoort de opname van nutriënten
Augustus 2019
Paracetamol is al ruim een halve eeuw op de markt in Nederland en een zeer populaire pijnstiller die ook zonder recept verkrijgbaar is. Naast pijnstiller is het een koortsverlagend en ontstekingsremmend middel dat ook op advies van de (huis)arts door menigeen wordt geslikt. Het is gedurende drie tot zes uur effectief en wordt zelfs al aan baby’s vanaf drie maanden gegeven. Recent onderzoek laat echter zien dat het ‘neem maar even een paracetamolletje’ niet altijd zo onschuldig is als vaak wordt gedacht.
Historie
Paracetamol werd in 1878 voor het eerst gesynthetiseerd door de Amerikaanse chemicus Harmon Nothrop Morse en voor het eerst als medicijn gebruikt door de Duitse arts Josef von Mering. Het middel raakte al snel uit de gratie vanwege een vreemde bijwerking: sommige gebruikers kregen na inname een blauwe huidskleur. Naar alle waarschijnlijkheid overigens een gevolg van een contaminatie met een andere stof.
In de jaren veertig van de vorige eeuw raakte paracetamol weer in zwang vanwege de koortsverlagende en pijnstillende eigenschappen. In 1955 werden het middel in de V.S. op de markt gebracht, eerst onder de naam Tylenol en later onder de naam Panadol. Aanvankelijk uitsluitend op doktersrecept met als belangrijk pluspunt dat het de maag niet irriteerde, wat het onderscheidde van de aspirines die toen ook al op de markt waren.
• Lees meer •
Hoe werkt het precies?
De naam paracetamol is afgeleid van de chemische naam para-acetylaminofenol en de stof is inmiddels opgenomen in de lijst van essentiële geneesmiddelen van de WHO. Na inname wordt paracetamol via het spijsverteringskanaal opgenomen in de bloedbaan en zo door het hele lichaam getransporteerd. Dus ook naar de plek waar de pijn zit. Paracetamol verstoort de pijncommunicatie die via de zenuwbanen naar de hersenen loopt. Het neemt dus niet de oorzaak van de pijn weg, maar zorgt ervoor dat de pijn niet als zodanig wordt ervaren.
Bijwerkingen
Hoewel paracetamol als veilig wordt beschouwd bij ‘normale’ doseringen, zijn er tal van bijwerkingen bekend, zeker bij langdurig gebruik en/of hoge doseringen. Een kleine greep: huiduitslag, afwijkende leverfunctie, allergieën, wazig zien en braken. Een overdosering kan zelfs leiden tot acuut leverfalen, veroorzaakt door een toxische metaboliet van paracetamol: N-acetyl-p-benzoquinone imine (NAPQI). NAPQI verlaagt de glutathionspiegels in de lever en beschadigt levercellen.
Nieuw onderzoek van Angelina Huseinovic (VU Amsterdam) heeft aangetoond dat ook paracetamol zelf bepaalde processen in het lichaam kan verstoren met als gevolg een uitputting van essentiële voedingsstoffen. Huseinovic heeft in diverse studies paracetamol vergeleken met andere stoffen en geneesmiddelen. Een bevinding die hieruit naar voren komt is dat een nutrient starvation response kan worden uitgelokt door de verstorende werking van paracetamol. Vooralsnog wordt aangenomen dat dit het gevolg is van het feit dat paracetamol qua structuur veel lijkt op het aminozuur tyrosine. Het lichaam ervaart de inname van paracetamol als extra tyrosine waardoor de nutriëntenopname uit balans raakt, met name de opname van tryptofaan, wat zijn weerslag heeft op veel andere cellulaire processen. Deze bevindingen zijn in gistcellen en humane cellen bevestigd. Het is daarom van groot belang nader onderzoek te doen bij mensen om de (nog niet bekende) bijwerkingen van paracetamol verder in kaart te brengen.
(HH)
Bronnen: Paracetamol verstoort opname van nutriënten door gelijkenis met aminozuur Tyrosine; persbericht VU Amsterdam, mei 2019. Huseinovic A: Mistaken identity: Paracetamol induces amino acid starvation through mimicry of tyrosine and changes ubiquitin homeostasis; proefschrift, VU Amsterdam, 2019.
• Lees minder •
Obesitas grote risicofactor bij bepaalde kankervormen
Juli 2019
“Bij sommige kankervormen speelt obesitas een belangrijkere rol in het ontstaan dan roken. Bij darm- en nierkanker is overgewicht zelfs oorzaak nummer een”, aldus prof. dr. Liesbeth van Rossum, verbonden aan het Centrum Gezond Gewicht van het Erasmus MC in Rotterdam, onlangs in het tv-programma 1Vandaag.
Van Rossum baseert haar uitspraken op gegevens uit een recente studie van de stichting Cancer Research UK. Onderzoek heeft aangetoond dat vetcellen hormonen aanmaken die overmatige celdeling kunnen activeren en, net als bij roken, schade kunnen veroorzaken die op de lange duur een extra risico vormt voor het ontstaan van kanker. Ook zijn er aanwijzingen dat overgewicht in het lichaam een continue staat van ontsteking initieert waardoor kwaadaardige celgroei ook kan worden gestimuleerd. Verder is de kans om opnieuw kanker te krijgen na behandeling vele malen groter bij obese patiënten.
Een klein voorbeeld: van de jaarlijks 42.000 gevallen van darmkanker konden er 4.800 worden teruggeleid op overgewicht, tegenover 2.900 op roken.
Het is inmiddels wel algemeen bekend dat overgewicht hand in hand gaat met een breed scala aan aandoeningen zoals diabetes, gewrichtsproblemen, verhoogde bloeddruk en hart- en vaatziekten. Een groot aantal mensen met obesitas gaat daar zo onder gebukt dat het ook leidt tot depressie en psychosociale problematiek. En dit terwijl ‘dik zijn en blijven’ niet altijd het resultaat is van een ongezond eetpatroon en/of te weinig beweging. Ook bijvoorbeeld chronische stress, medicijngebruik, hormonale veranderingen en slaaptekort kunnen een rol spelen bij gewichtstoename.
Wetenschappers hebben inmiddels 13 typen kanker geïdentificeerd waarbij obesitas een belangrijke rol speelt. Het achterliggende mechanisme is nog niet helemaal duidelijk en daarom is verder onderzoek heel belangrijk. Zeker nu ongeveer 30% van de wereldbevolking en ruim 50% van alle Nederlanders van 18 jaar en ouder te kampen hebben met overgewicht (waarvan 15% morbide obesitas).
(HH)
Bronnen: Obese people outnumber smokers two to one; persbericht Cancer Research UK, 3 juli 2019; Overgewicht belangrijke oorzaak van kanker, maar veel te weinig mensen weten dat; 1Vandaag, 11 juli 2019.
Lage vitamine K-status slecht voor hart en bloedvaten
Juni 2019
Uit een recente Belgisch/Nederlandse studie komt naar voren dat het verbeteren van de voorziening met vitamine K2 de gezondheid van hart en bloedvaten kan verbeteren door het verminderen van vaatstijfheid en het verlagen van de bloeddruk.
Het weefseleiwit Matrix Gla Proteïne (MGP) speelt een belangrijke rol bij het voorkomen van verkalking en verstijving van vaatwanden. MGP kan zich binden aan calcium en zodoende de calciumafzetting in zachte weefsels, waaronder de vaatwanden, remmen. MGP wordt geactiveerd door vitamine K2. Hoge concentraties van inactief MGP (dp-ucMGP; ongecarboxyleerd MGP) worden gezien als een biomarker van een vitamine K-tekort en worden in verband gebracht met een verhoogde vaatstijfheid en aderverkalking en daarmee met een grotere kans op hart- en vaatcomplicaties.
Onderzoekers van de universiteiten van Leuven, Hasselt en Maastricht hebben de hemodynamische eigenschappen van een groep van 835 Vlamingen (gemiddelde leeftijd 49,7 jaar, 45,6% vrouwen) in kaart gebracht en gekeken in hoeverre deze in relatie staan met inactief MGP. 341 deelnemers hadden hoge bloeddruk, van wie er 174 met bloeddrukverlagende medicijnen werden behandeld.
Met het toenemen van de plasmawaarden dp-ucMGP namen ook de bloeddruk, polsgolfsnelheid (maat voor vaatstijfheid), centrale polsdruk en de voorwaartse en achterwaartse golf (aspecten van de bloeddruk) toe. In de groep met de hoogste waarden inactief MGP had bijna 60% hypertensie tegenover 29% in de groep met de laagste dp-ucMGP-waarden.
Volgens de wetenschappers blijkt uit het onderzoek dat vitamine K2 een belangrijke rol speelt bij de bescherming van de vasculaire integriteit. Verder komt uit de resultaten onder andere naar voren dat bijna 35% van de Vlamingen mogelijk een vitamine K-tekort heeft. Dit roept de vraag op of de huidige referentie-inname voor vitamine K wel hoog genoeg is om hart- en vaatziekten te voorkomen, aldus de onderzoekers.
(WD)
Bronnen: Wei FF et al.: Central Hemodynamics in Relation to Circulating Desphospho-Uncarboxylated Matrix Gla Protein: A Population Study; Journal of the American Heart Association 8(7):e011960, 2019. Daniells S: Low vitamin K status linked to higher blood pressure, stiffer arteries; NutraIngredients.com, 12 juni 2019.
Nederlander eet minder groente en fruit dan de gemiddelde Europeaan
Mei 2019
Dagelijks 250 gram groente en 200 gram fruit, dat is het advies van het Voedingscentrum. Maar uit de laatste voedselconsumptiepeiling van het RIVM (2018) blijkt dat de Nederlander gemiddeld slechts 113 gram fruit en 131 gram groente per dag eet. Ook op Europees niveau doen we het niet goed.
Het Europese bureau voor statistiek Eurostat heeft de groente- en fruitconsumptie in de Europese Unie in kaart gebracht, gebaseerd op cijfers die de verschillende lidstaten hebben aangeleverd. En wat blijkt: op het gebied van zowel groente- als fruitconsumptie scoort Nederland lager dan het gemiddelde in de Europese Unie.
Wat betreft fruitconsumptie staat Italië bovenaan: 85% van de bevolking eet dagelijks fruit. Hekkensluiter is Letland met 35%. Het Europees gemiddelde ligt op 64% van de bevolking, waar Nederland met 58% dus onder blijft (klik hier voor een diagram van de fruitconsumptie in alle EU-landen).
Hetzelfde zien we bij de inname van groente: in België en Ierland eet 84% van de bevolking dagelijks groente. In Hongarije zien we het laagste percentage, namelijk 30. In Nederland eet 59% van de populatie dagelijks groente wat ook weer onder het Europese gemiddelde van 64% blijft (klik hier voor een diagram van de groenteconsumptie in alle EU-landen).
De cijfers van laatste voedselconsumptiepeiling laten gelukkig wel enige stijging zien van de dagelijkse groente- en fruitinname, maar deze is nog lang niet optimaal. Zelfs vergeleken met de bescheiden adviezen van het Voedingscentrum.
(HH)
Bron: Do you eat fruit and vegetables daily?; Eurostat, 01-04-2019.
Waarom een luiaard geen burn-out krijgt
Maart 2019
Van alle dieren zijn luiaards wel het toonbeeld van ‘relaxed’. Ze hangen graag urenlang aan een tak in een boom, met de kop naar beneden en de poten om een tak geklemd. Zachtjes heen en weer schommelend, niet gehinderd door alle drukte in hun omgeving. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat hun slecht ontwikkelde ogen en oren hier ook debet aan zullen zijn. Op de grond heeft de luiaard een gemiddelde snelheid van 0,3 km (langzamer dan een schildpad!). En dan kauwen ze het liefst de hele dag op bladeren die bepaalde alkaloïden bevatten met ongeveer een zelfde werking als een valiumpje.
‘Deze zeer ontspannen manier van leven is evolutionair blijkbaar zeer succesvol want de luiaard gaat al 64 miljoen jaar mee en heeft grote jongens, zoals de sabeltandtijger en de mammoet, overleefd’, aldus zoöloge Lucy Cooke.
Als we verder kijken in het dierenrijk, en dan gaan we wel uit van dieren in hun natuurlijke habitat, zien we dat de meeste dieren zich niet harder inspannen dan strikt noodzakelijk. Jagen en/of gejaagd worden en voortplanting zijn de meest belangrijke ’beweegredenen’. Verder verspillen ze liefst geen energie: ze rennen niet langer dan ze aankunnen en periodieke grote inspanningen, bijvoorbeeld in het broedseizoen, worden altijd gevolgd door een tijd van rust.
• Lees meer •
De kunst van het ontspannen
In de mensenwereld zien we echter een heel ander fenomeen. Het aantal mensen met een burn-out of dat burn-outachtige klachten heeft, neemt de laatste jaren toe. Onlangs heeft TNO de nieuwste onderzoekcijfers gepubliceerd: in 2017 meende 16% van de 8,5 miljoen werkende Nederlanders burn-outklachten te ervaren (in 2015 was dit 14% en in 2007 11%). En waar dit vroeger een aandoening was bij mensen die al zeer lange tijd aan het arbeidsproces deelnamen manifesteert deze zich nu ook bij dertigers en zelfs studenten.
Diverse mogelijke oorzaken worden hiervoor aangedragen: prestatiedruk, te veel prikkels, individualisering, social media. Maar steeds vaker gaan er ook stemmen op dat de oorzaak niet zozeer moet worden gezocht in de belasting of werkdruk, maar in het vermogen om te ontspannen.
Rust roest
Dieren, en dus ook mensen, zijn niet het best af als ze de hele dag niks doen. Het gaat om de juiste balans tussen in- en ontspanning. En dat is voor elk organisme weer anders. Het lichaam van de homo sapiens is gemaakt op beweging, maar krijgt vandaag de dag vaak juist meer rust dan ‘gezond’ is. Bijna de helft van alle Nederlanders haalt bij lange na niet het beweegadvies van de Gezondheidsraad (150 minuten per week matig intensieve inspanning en daarnaast twee keer per week spier- en botversterkende activiteiten).
Wat is wijsheid?
Hoe komt het dan toch dat het aantal mensen dat burn-outklachten ervaart stijgt? Het antwoord op deze vraag is simpel: ons lijf krijgt dan wel genoeg rust maar ons brein draait overuren. Van de gemiddeld 42,4 uur vrije tijd per week die de Nederlanders hebben, wordt 19,6 uur besteed aan media en internet, zo blijkt uit een onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau. Dus ook al gunnen we ons lichaam fysieke rust, ons brein blijven we prikkelen. Natuurlijk staan onze hersenen dag en nacht aan, maar er is wel een verschil tussen aanstaan en aanstaan. Bij een brein in rust zijn andere hersennetwerken actief dan bij een brein waarvan de eigenaar druk bezig is met iets. Als je in de doe-modus bent, staan de actiegerichte netwerken aan. Staat je brein in de ruststand, dan komt ons default mode network in actie (netwerk van hersengebieden dat vooral actief is wanneer iemand niet op gebeurtenissen in de buitenwereld is gericht). Het brein krijgt dan de mogelijkheid om te leren van ervaringen en deze te integreren in het geheel van ons leven. Zelfreflectie en persoonlijke ontwikkeling hangen hiermee samen. Geven we ons brein te weinig rust, dan verliezen we de grip op onszelf en ons handelen. We ervaren voortdurend stress zonder voldoende herstelmomenten. Als dit maar lang genoeg duurt, ligt een burn-out op de loer. Let op: paradoxaal genoeg leidt onderstimulatie tot dezelfde klachten maar dan spreken we van een bore-out.
We hoeven niet te leven als een luiaard, maar het is niet verkeerd om een voorbeeld te nemen aan de dieren. Beweeg zoveel als bij je past of in een bepaalde situatie noodzakelijk is, maar neem ook regelmatig je rust. En dan niet op de bank gaan hangen en Netflix kijken of je Facebook checken; nee, geef je brein ook rust door gewoon even voor je uit te staren, te mediteren of een ommetje te maken. En zoals bij zoveel zaken gaat het ook hier om de juiste balans, in dit geval tussen mentale rust en inspanning.
(HH)
• Lees minder •
Lama leverancier van nieuw griepvaccin?
Januari 2019
Uit recente cijfers blijkt dat steeds minder mensen zich laten vaccineren tegen de griep. Het nut van de zogenaamde griepprik staat steeds meer ter discussie. Tegelijkertijd wordt er over de hele wereld onderzoek gedaan naar een andere manier van bescherming tegen de verschillende influenzastammen die ons jaarlijks bestoken. Volgens een studie gepubliceerd in het blad ‘Science’ (2018) maken onderzoekers goede vorderingen met het vinden van een griepvaccin geënt op het immuunsysteem van de lama.
Nog slechts 50%
Jaarlijks ontvangen zo’n 6 miljoen mensen (van 60 jaar en ouder en volwassenen en kinderen met bepaalde medische aandoeningen) in oktober en november een brief van hun huisarts waarin ze beleefd doch zeer dringend worden uitgenodigd voor hun jaarlijkse griepprik. Vooralsnog is het een vrije keuze om wel of geen gebruik te maken van de uitnodiging.
Sinds 2008 daalt het aantal personen dat gevaccineerd wordt jaarlijks met een paar procent. Van de mensen in de risicogroep (degenen met een groot risico op complicaties bij griep door een medische aandoening of door hun leeftijd) haalde 72% in 2008 de griepprik; in 2017 was dit nog maar 50% (bron Nivel). De laagste opkomst (26%) vind je in de groep van 60-64 jaar die zich gezond voelt.
• Lees meer •
Hoe effectief is de griepprik nu eigenlijk?
Deze dalende trend zal zeker te maken hebben met de toenemende twijfel over het nut van de vaccinatie. In het ‘Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde’ (juni 2017) werd de uitkomst gepubliceerd van een onderzoek naar het effect van de griepprik. (Slechts) 29% van de griepgevallen wordt door de prik voorkomen. Wel was het verloop van de ziekte milder en de kans op complicaties kleiner na vaccinatie. Het al dan niet ontstaan van een griepepidemie wordt mede bepaald of er een in een jaar een match of mismatch is tussen het vaccin en de (verwachte) circulerende virustypen. “Het griepvirus is soms slimmer dan de mens”, aldus huisarts Gé Donker, medeauteur van genoemd onderzoek. Ook uit Amerikaanse studies blijkt dat het effect van vaccineren tegen de griep beduidend minder is dan aanvankelijk werd gedacht, vooral bij gezonde mensen. Zeker als je het vergelijkt met andere vaccins, zoals het polio- of tetanusvaccin.
De lama als apotheker (deel 2)
In november 2017 hebben we een nieuwsbericht geplaatst met de enigszins prikkelende titel ‘Lama als apotheker’. Daarin kunt u lezen dat jaren geleden bij toeval is ontdekt dat de conventionele antilichamen van deze kameelachtigen dezelfde eiwitsequenties hebben als die van de mens (iets wat je eerder bij apen zou verwachten) waardoor ze zelden een afweerreactie oproepen. Antilichamen zijn grote eiwitmoleculen die door het lichaam in miljoenen varianten kunnen worden gemaakt. Sommige binden zich aan een virus waardoor het immuunsysteem dat virusdeeltje onschadelijk kan maken.
De verwachting was dat deze bijzondere soort lama-antilichamen zeer interessant konden zijn voor de biotechnologie en dat binnen enkele jaren een aantal geneesmiddelen op de markt zou komen, gebaseerd op die bijzondere antilichamen.
Het griepvaccin van de toekomst
Inmiddels weten we dat die verwachting aan het uitkomen is, en ook griepprik lijkt aan de vooravond van een upgrade te staan. Griepvirussen hebben het vermogen om doorlopend te muteren. Daardoor was het tot nu toe een behoorlijke uitdaging om elke keer weer het juiste vaccin te ontwikkelen. Door antilichamen van lama’s en mensen te mengen, genereerden onderzoekers van het Scripps Research Institute La Jolla en van Janssen Vaccines in Leiden een vaccin dat een duurzame bescherming biedt tegen twee A- en B-influenzastammen. Deze zeldzame antilichamen binden zich namelijk aan niet-variabele delen van het griepvirus die in elke gemuteerde vorm aanwezig zijn.
In het artikel in ‘Science’ leggen de wetenschappers uit dat ze zich hebben gericht op een ‘multidomein’-antilichaam, MD3606, dat zou beschermen tegen meerdere soorten griep. Bij experimenten bij muizen bleek dat dit antilichaam direct de aanval opende op hemagglutinine, een eiwit dat in de buitenste laag van het virus zit en het mogelijk maakt dat het virus aan de cellen van onze luchtwegen blijft kleven.
De resultaten zijn veelbelovend maar het is nog te vroeg om te juichen! Verder onderzoek zal moeten uitwijzen of ook mensen, vooral de meest kwetsbaren onder ons, baat hebben bij deze bijzondere antilichamen.
(HH)
Bronnen: Laursen NS et al.: Universal protection against influenza infection by a multidomain antibody to influenza hemagglutinin; Science 362(6414):598-602, 2018, Van Doorn E et al.: Effectiviteit van influenzavaccinatie in Nederland*; Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 161:D1648, 2017.
• Lees minder •