Smakelijke Moestuinen Peuterproef

December 2018
Om kinderen, ouders en pedagogisch medewerkers bewust te maken van het belang van een gezond voedingspatroon, en dus het eten van verse groente, is in 2012 het educatieve programma ‘Smakelijke Moestuinen’ van start gegaan. Een initiatief van Stichting BuurtLAB, Jong Leren Eten (JLE), Jongeren op Gezond Gewicht (JOGG) en Nutricia.
Kinderen en groenten; niet altijd de meest ideale combinatie. Uit de laatst gepubliceerde gegevens (VCP 2012-2014) blijkt dat slechts 2% van de meisjes tussen de 4 en 12 jaar voldoende groente eet en bij de jongens in dezelfde leeftijdscategorie ligt dat gemiddelde rond de 6%.
Jong geleerd is oud gedaan: in de peuterjaren wordt de basis gelegd voor het voedingspatroon van later. En dagelijks verse groente eten is een belangrijk onderdeel van een gezonde leefstijl. Het programma ‘Smakelijke Moestuinen’ leert peuters hoe groenten groeien, hoe ze eruit zien, hoe ze ruiken en vooral hoe ze smaken. Als ze zien dat de juf of de andere kinderen de groenten eten, stimuleert dat een kind om het ook te proberen. Zeker als dat een groente-proefdiploma oplevert.
Inmiddels is het programma voor peuters en kleuters al op meer dan 400 locaties uitgevoerd op kinderdagverblijven en peuterspeelzalen.
De Vrije Universiteit van Amsterdam heeft onderzoek gedaan naar deze peuterproef. Uit het rapport ‘Impact van de Smakelijke Moestuinen’ blijkt dat dit programma zeker een positieve invloed kan hebben op het stimuleren van de groenteconsumptie, hoewel het niet altijd direct leidt tot het meer eten van groente. Maar misschien is dit voor veel ouders ook nog een leerproces.

(HH)

Bronnen: Rapport VU Amsterdam over impact Smakelijke Moestuinen nu beschikbaar; nieuwsbericht website jongeren op gezond gewicht, 27 nov. 2018, Zaidi M et al.: Impact van de ‘Smakelijke Moestuinen’ op de attitude ten opzichte van groenten op kinderdagverblijven: effecten en procesevaluatie; VU Amsterdam, 2018.


Cochrane-review stelt ondubbelzinnig vast: Suppletie met omega-3 vetzuren verkleint kans op vroeggeboorte

November 2018
In een recente grootschalige Cochrane-review is vastgesteld dat suppletie met omega-3 vetzuren tijdens de zwangerschap het risico op vroeggeboortes aanzienlijk verkleint. Volgens de onderzoekers zijn de resultaten zelfs dermate overtuigend dat verder onderzoek in deze richting niet meer nodig is.

Jaarlijks worden wereldwijd zo’n 15 miljoen baby’s te vroeg geboren en dit aantal neemt toe, zo blijkt uit cijfers van de Wereldgezondheidsorganisatie WHO. Complicaties als gevolg van vroeggeboorte zijn de belangrijkste doodsoorzaak onder kinderen jonger dan 5 jaar, waaraan in 2015 bijna 1 miljoen kinderen overleden. Het feit dat er weinig mogelijkheden zijn om een vroeggeboorte te voorkomen maakt de gunstige eigenschappen van omega-3 vetzuren extra interessant.
Voor de Cochrane-review kwamen 70 gerandomiseerde onderzoeken met controlegroep (RCT) in aanmerking waarin interventies met omega-3 vetzuren (suppletie en voeding) werden afgezet tegen een placebo of geen omega-3 vetzuren. Aan de studies namen in totaal 19.927 vrouwen deel met een geringe, matige of grote kans op een slechte uitkomst van de zwangerschap.
Uit analyse van de diverse onderzoeksresultaten bleek dat suppletie met omega-3 vetzuren het risico op een te vroeg geboren baby (minder dan 37 weken zwangerschap) met 11% vermindert (van 134 naar 119 per 1.000 geboorten). Het risico op een extreem premature baby (minder dan 32 weken zwangerschap) daalt zelfs met 42% (van 46 naar 27 per 1.000 geboorten).
Voor andere aspecten, zoals ernstige complicaties bij de moeder, opname van de moeder op de intensive care of postnatale depressie, konden geen duidelijke effecten van omega-3 suppletie worden vastgesteld. Wel zou suppletie de kans op pre-eclampsie kunnen verkleinen en de zwangerschap iets kunnen verlengen met gemiddeld 1,67 dagen.
Ook werden gunstige effecten bij de kinderen waargenomen. Bij baby’s van moeders die extra omega-3 vetzuren namen is de kans op perinatale sterfte 25% kleiner. Bovendien is er een iets kleinere kans (- 8%) dat de baby neonatale zorg nodig heeft. Omega-3 suppletie verkleint de kans op een baby met een te laag geboortegewicht (< 2.500 g) met 10% (van 156 per 1.000 naar 140 per 1.000 geboorten), maar vergroot tevens de kans op een LGA (Large for Gestational Age)-baby (+ 15%).
De resultaten en de kwaliteit van de beoordeelde onderzoeken met betrekking tot vroeggeboorte én het feit dat er nog 23 RCT’s lopen waarin het effect van omega-3 vetzuren wordt vergeleken met dat van een placebo of geen interventie, maken verder onderzoek in deze richting onnodig, aldus de onderzoekers. De gunstige resultaten uit de review worden gezien bij doseringen van 500-1.000 mg EPA plus DHA, met ten minste 500 mg DHA. Hogere doseringen lijken geen extra voordeel te hebben. De onderzoekers adviseren vrouwen die zwanger zijn van een eenling om een omega-3 vetzuur supplement te nemen vanaf de twaalfde week van de zwangerschap.

(WD)

Bron: Middleton P et al.: Omega-3 fatty acid addition during pregnancy; Cochrane Database of Systematic Reviews 11:CD003402, 2018.


Zink van cruciaal belang voor neurale ontwikkeling bij het jonge kind

November 2018
In een recente publicatie opperen wetenschappers van Stanford University School of Medicine en Charité Universitätsmedizin Berlin een mogelijk mechanistisch verband tussen zinkdeficiëntie in de vroege ontwikkelingsfase van kinderen en het ontstaan van autisme. Autisme Spectrum Stoornis (ASS) openbaart zich via een aantal symptomen gedurende de eerste drie levensjaren van een kind. Juist in deze periode vindt ook een intensieve vorming en verfijning van synaptische verbindingen in de hersenen plaats.
Door binding aan zogenaamde Shank-proteïnen helpt zink de eigenschappen van zich ontwikkelende synapsen bepalen. Deze Shank-proteïnen (Shank2 en Shank3) reguleren de functie van zogenaamde AMPA-signaalreceptoren, die weer van belang zijn voor de synaptische plasticiteit en rijping. Zink is noodzakelijk voor het activeren en functioneren van Shank-proteïnen. Mutaties in of verlies van deze synaptische eiwitten zijn risicofactoren voor ASS.
In in-vitro testen met zich ontwikkelende neuronen van ratten zorgde een verhoging van de zinkwaarden voor diverse functionele veranderingen in de AMPA-receptoren die de signaalverwerking en -kwaliteit ten goede kwamen. AMPA-receptoren van volwassen neuronen bleken niet gevoelig voor extra zink.
Gezien de zinkgevoeligheid van jonge neuronen en hun afhankelijkheid van Shank2 en Shank3 kan een tekort aan zink in de vroege ontwikkelingsfase volgens de onderzoekers de kans op autisme vergroten door een verstoorde vorming van neuronale circuits en rijping van synapsen.
“Inzicht in de interactie tussen zink en Shank-proteïnen zou derhalve kunnen leiden tot diagnostische, therapeutische en preventieve strategieën voor autisme”, aldus professor John Huguenard, een van de onderzoekers van Stanford University.
De onderzoekers weten nog niet zeker of zinksuppletie daadwerkelijk het risico op ASS kan verkleinen, aangezien er tot nu toe geen onderzoeken naar autisme en zinksuppletie bij zwangere vrouwen of baby’s zijn gedaan. Een goede voorziening met zink tijdens de eerste levensjaren van een kind kan in elk geval wel een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het zenuwstelsel.

(WD)

Bronnen: Ha HTT et al.: Shank and Zinc Mediate an AMPA Receptor Subunit Switch in Developing Neurons; Frontiers in Molecular Neuroscience, 9 nov. 2018 [Epub ahead of print], Chu W: Jury out on zinc supplementation for autism risk, says study; NutraIngredients.com, 13 nov. 2018.


Kruisbloemige groenten bieden mogelijk ook bescherming tegen darmkanker

Oktober 2018
De groep planten met de naam ‘kruisbloemigen’ (cruciferae of brassicacea) danken hun naam aan het feit dat er een kruisje is te zien bij het pas ontkiemde zaadje. Deze plantenfamilie omvat veel groentesoorten, zoals broccoli, spruitjes, boerenkool, radijs, paksoi, koolraap, Chinese kool, witte kool en waterkers. De kruisbloemigen zijn een belangrijke bron van vezels, calcium, ijzer, enzymen en vitamine A en C, maar ook van een aantal bioactieve fytonutriënten, zoals glucosinolaten, flavonolen en indol-3-carbinol (I3C). Al deze stoffen op zich, maar zeker ook in combinatie, hebben gunstige effecten op onze gezondheid.
Een Australische studie, gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift ‘Nature Immunology’, toont namelijk aan dat deze groenten direct de aangeboren immuniteit van het lichaam in positieve zin stimuleren. Deze stimulatie verloopt via het gen T-bet dat verantwoordelijk is voor de rijping van precursor immuuncellen. Canadese onderzoekers vermoeden dat het beschermende effect van kruisbloemigen zelfs nog groter is. Een recent onderzoek laat zien dat de groei van acht typen kanker (maag, longen, borst, nieren, huid, alvleesklier, prostaat en hersenen) duidelijk wordt geremd door extracten van kruisbloemigen.
Wetenschappers van het Francis Crick Institute in Londen hebben onlangs (augustus 2018) de uitkomsten van een studie gepubliceerd waaruit blijkt dat kruisbloemige groenten eveneens het risico op darmkanker kunnen verkleinen. Ze onderzochten de invloed van I3C op de stamcellen die de darmbekleding vernieuwen. Net als de huid wordt ook het oppervlak van de darmwand voortdurend vernieuwd in 3 à 4 dagen tijd. Mocht tijdens dit proces iets fout gaan, dan kan dat leiden tot ontstekingen van de darmwand of zelfs tot darmkanker. Onder invloed van het maagzuur verandert de samenstelling van I3C zodanig dat deze stof in de darmen het gedrag van stamcellen die de darmbekleding vernieuwen positief kan beïnvloeden, alsook de immuuncellen die de ontstekingen moeten remmen.
Dit onderzoek bij muizen leverde zoveel goede resultaten op dat de wetenschappers vervolgonderzoek zeer wenselijk achten om te achterhalen of deze kruisbloemigen ook bij mensen hetzelfde effect hebben.

(HH)

Bronnen: Metidji A et al.: The Environmental Sensor AHR Protects from Inflammatory Damage by Maintaining Intestinal Stem Cell Homeostasis and Barrier Integrity; Immunity 49(2):353-362, 2018, Rankin LC et al.: The transcription factor T-bet is essential for the development of NKp46+ innate lymphocytes via the Notch pathway; Nature Immunology 14(4):389-395, 2013.


Onderzoekers verrast:
effecten van suppletie na twaalf jaar nog aanwezig

Oktober 2018
Een groep Noorse en Zweedse wetenschappers heeft in de periode 2003-2010 het effect van suppletie met co-enzym Q10 en selenium op de sterfte aan hart- en vaatziekten bij ouderen onderzocht. Na vier jaar interventie met deze supplementen en vijf jaar follow-up was het aantal sterfgevallen als gevolg van hart- en vaatziekten meer dan de helft lager dan in de placebogroep, een significante vermindering van het risico op overlijden aan hart- en vaatziekten.
Onlangs is de onderzoeksgroep met nieuwe, aanvullende cijfers gekomen. Tot hun verbazing was er zelfs twaalf jaar na het begin van het onderzoek nog sprake van een gunstig effect op het overlijden aan hart- en vaarziekten.

Aan het oorspronkelijke onderzoek dat begon in januari 2003 namen 443 ouderen uit zuidoost Zweden in de leeftijd van 70-88 jaar deel. De ene helft van deze groep (221) kreeg vier jaar lang dagelijks 200 mg co-enzym Q10 en 200 mcg selenium, de andere helft (222) een placebo, eventueel naast reguliere medicatie. Elk half jaar werden de deelnemers onderzocht door een cardioloog en werd bloed afgenomen. Na een follow-up periode van gemiddeld 5,2 jaar waren 13 mensen in de behandelgroep (5,9%) en 28 mensen in de placebogroep (12,6%) overleden aan een cardiovasculaire aandoening. Er was sprake van een risicoreductie van 55% op het overlijden aan hart- en vaatziekten bij de deelnemers die selenium en co-enzym Q10 hadden gekregen. Uit de echocardiografie bleek tevens een verbeterde hartfunctie in deze groep. Na twee en vier jaar werden ook significante verschillen in plasmawaarden van het natriuretisch peptide NT-proBNP (indicator voor hartfalen) gevonden tussen de twee groepen.
Na de publicatie van hun onderzoek bleven de wetenschappers de deelnemers volgen om te kijken wat er met de gunstige resultaten zou gebeuren na verloop van meer tijd. In april van dit jaar hebben ze hun bevindingen na twaalf jaar sinds de start van het onderzoek gepubliceerd. Het aantal sterfgevallen in de groep die vier jaar suppletie had ontvangen was nog steeds bijna 28% lager (62/221 tegenover 86/222) en het risico op overlijden aan hart- en vaatziekten 41% kleiner. Voor vrouwen was het verschil nog groter: na twaalf jaar waren 20 van de 106 vrouwen (19%) in de interventiegroep overleden tegenover 46 van de 112 vrouwen (41%) in de placebogroep. Subgroep-analyse liet een lager overlijdensrisico wat betreft hart- en vaatziekten zien voor mensen met diabetes (-50%), hoge bloeddruk (-40%), ischemische hartziekte (-48%) en ernstige functiebeperking door een verminderde hartfunctie (-51%).
De onderzoekers stellen met verbazing vast dat de gunstige effecten van suppletie met co-enzym Q10 en selenium zelfs acht jaar na beëindiging van de interventie nog aanhouden. Dat betekent dat deze interventie mogelijk de ontwikkeling van onomkeerbare en waarschijnlijk structurele veranderingen in het lichaam die uiteindelijk leiden tot cardiovasculaire gebeurtenissen tegengaat. Zo kan voedingssuppletie eerder in het leven dus een aanzienlijke impact hebben op de mate van gezondheid op latere leeftijd, zelfs als de suppletie al lang is beëindigd.

(WD)

Bronnen: Alehagen U et al.: Cardiovascular mortality and N-terminal-proBNP reduced after combined selenium and coenzyme Q10 supplementation: a 5-year prospective randomized double-blind placebo-controlled trial among elderly Swedish citizens; International Journal of Cardiology 167(5):1860-1866, 2013, Alehagen U et al.: Still reduced cardiovascular mortality 12 years after supplementation with selenium and coenzyme Q10 for four years: A validation of previous 10-year follow-up results of a prospective randomized double-blind placebo-controlled trial in elderly; PLoS One 13(4):e0193120, 2018.


Vitamine K-tekort, gevaarlijker dan je denkt

September 2018
‘Vitamine K-tekort, gevaarlijker dan je denkt. Ongeveer 40% van alle Nederlanders heeft een vitamine K-tekort. Velen zijn zich daar niet van bewust. Echter, door een vitamine K-tekort kan het risico op hart- en vaatziekten aanzienlijk oplopen. De reden is dat bloedvaten hun elasticiteit hierdoor verliezen.’
Met deze tekst begint een artikel over het nut van vitamine K op de website huisarts.nl (augustus 2018). Vitamine K staat dus duidelijk in de belangstelling, ook in het reguliere veld.

Wat is het?
Vitamine K dankt zijn naam aan de Deense onderzoeker Henrik Dam. In 1929 voerde deze wetenschapper een onderzoek uit naar de cholesterolsynthese bij kippen en hij kwam tot de ontdekking dat deze dieren na een cholesterolvrij dieet van ongeveer drie weken onderhuidse bloedingen kregen. Hij concludeerde na verder onderzoek dat dit kwam door een gebrek aan een voedingsstof die voor de bloedstolling zorgde en die hij coagulatievitamine noemde. In het Deens Koagulations Vitamin dat tot vitamine K werd afgekort.
Vitamine K is een vetoplosbare vitamine met twee biologisch actieve vormen: vitamine K1 (fytomenadion, fylloquinon, fytonadion) en vitamine K2 (menaquinon), bestaande uit een groep van 14 isomeren (MK-1-MK-14) die zich van elkaar onderscheiden door de lengte van de zijketens. Vitamine K3 is een synthetische (provitamine) vorm die niet gebruikt mag worden in voedingssupplementen in Nederland.

Wat doet het?
Decennialang is gedacht dat vitamine K uitsluitend een rol vervulde bij het activeren van de stollingsfactoren in de lever en bij de botopbouw. Maar deze vitamine blijkt tevens een onmisbare voedingsstof voor het werkzaam maken van bepaalde enzymen, ook buiten de lever. Met name vitamine K2 speelt een belangrijke rol in de extrahepatische weefsels, waarbij de onderzoeken zich vooral hebben gericht op MK-4 en MK-7.

In Europa is de dagelijkse referentie inname voor volwassenen vastgesteld op 75 mcg. Baby’s krijgen direct na de geboorte vitamine K (1.000 mcg K1) om (hersen)bloedingen te voorkomen. Ze kunnen de vitamine zelf nog niet aanmaken (pas vanaf ongeveer 3 maanden) en krijgen ook via de moeder geen voorraad mee. Ouders wordt geadviseerd om hun baby, als deze borstvoeding krijgt, tot 3 maanden dagelijks 150 mcg K1 te geven om vitamine K-deficiëntie te voorkomen.
Onderzoek uit 2016 van het Nederlandse instituut VitaK (verbonden aan de Universiteit van Maastricht) heeft aangetoond dat ongeveer 40% van alle Nederlanders een vitamine K-tekort heeft. De gemiddelde inname is meestal wel voldoende voor de hemostase (bloedstolling) maar bij lange na niet optimaal voor alle andere functies.

Waar zit het in?
De vitamine K die wij binnenkrijgen via ons westers voedingspatroon bestaat voor 90% uit vitamine K1 en slechts voor 10% uit vitamine K2. Vitamine K1 wordt geproduceerd door planten en algen, dus met name groene bladgroenten zijn leveranciers van vitamine K1. Vitamine K2 wordt geproduceerd door een verscheidenheid aan bacteriën en zit in beperkte mate in vlees, zuivel en eieren. Het Japanse voedingsmiddel natto (gefermenteerd sojaproduct) is zeer rijk aan vitamine K2 in de vorm van MK-7. Ook de bacteriën in onze eigen darmflora kunnen vitamine K2 aanmaken en het lichaam is in staat vitamine K1 om te zetten in vitamine K2.

Een tekort aan vitamine K
Wie te kampen heeft met een vitamine K-deficiëntie zal snel blauw plekken krijgen, een opgelopen wondje zal lang nabloeden of er ontstaan spontaan bloedingen (bloedneus, bloedend tandvlees of bloed in de urine/ontlasting). Dit zijn de zichtbare ‘symptomen’, de onzichtbare manifesteren zich vaak pas later.
Een vitamine K-tekort kan verschillende oorzaken hebben:
* eenzijdige voeding
* alcoholisme
* medicijngebruik
* chronische leverziekte
* chronische maagdarmziekten
* cystische fibrose
* darmoperatie

Bij een vermoeden van een tekort is het belangrijk een arts te raadplegen.

Contra-indicaties
Personen die antistollingsmiddelen slikken (coumarinederivaten of anticoagulantia, ook wel bloedverdunners genoemd) dienen voedingssupplementen met een hoge dosis vitamine K (meer dan 100 mcg) uitsluitend in te nemen onder supervisie van een medicus. Deze antistollingsmiddelen zijn vitamine K-antagonisten die verhinderen dat vitamine K in de lever wordt gebruikt om een aantal enzymen en eiwitten te activeren die nodig zijn voor de bloedstolling.

Vitamine K2 ook goed voor hart en bloedvaten
Gezonde voeding, voldoende bewegen en niet roken zijn belangrijke pijlers om je hart en bloedvaten gezond te houden. Recent onderzoek laat zien dat ook vitamine K2 (niet K1) mogelijk een positieve rol speelt bij de preventie van hart- en vaatziekten.
Aan de universiteit van Maastricht wordt al meer dan 30 jaar onderzoek gedaan naar vitamine K. Het team van prof. Cees Vermeer en dr. Leon Schurgers wordt beschouwd als een belangrijke autoriteit op dit terrein. Uit hun onderzoek blijkt dat een te laag vitamine K2-gehalte in het lichaam een negatief effect heeft op de conditie van de bloedvaten. Menaquinonen dragen bij aan een grotere elasticiteit van de vaten en spelen een rol bij het afremmen van aderverkalking.
Een specifieke studie (2015) van Vermeer bij postmenopauzale, gezonde vrouwen leverde een soortgelijke uitkomst op. De groep die gedurende 3 jaar dagelijks 180 mcg vitamine K2 suppleerde, vertoonde minder tekenen van (leeftijdsgerelateerde) vaatstijfheid dan de placebogroep.
De eerdergenoemde studie uit 2016 van VitaK en het Wageningse Top Institute Food and Nutrition toont aan dat 50% van de ouderen met een hart- en vaataandoening kampt met een tekort aan vitamine K. Ook is er een sterk verband tussen cardiovasculaire mortaliteit en vitamine K2-deficiëntie.

Vitamine K doet nog meer
Vitamine K is voor onze algehele gezondheid een essentiële voedingsstof gebleken, en zeker niet alleen voor de bloedstolling en/of sterke botten. Ook deze lichaamsweefsels, organen en orgaansystemen zijn vitamine K-afhankelijk:
* tandbeen
* spierweefsel
* immuunsysteem
* longen
* milt
* lever
* bijnieren
* testes
* bloed
* huid
* netvlies
* slijmvliezen

De stijgende levensverwachting in de westerse wereld brengt ook een toename van leeftijdsgerelateerde aandoeningen, zoals osteoporose en hart- en vaatziekten, met zich mee. Een langdurige vitamine K-insufficiëntie kan een risicofactor zijn bij het ontstaan van tal van dergelijke en andere degeneratieve ziektebeelden. Recente onderzoeken geven ons steeds meer nieuwe inzichten over de toepassingsmogelijkheden van de diverse biologisch actieve vormen van deze zeer veelzijdige vitamine.

(HH)

Bron: Knapen MH et al.: Menaquinone-7 supplementation improves arterial stiffness in healthy postmenopausal women: double-blind randomised clinical trial; Thrombosis and Haemostasis 113(5):1135-1144, 2015.


Voeding als medicijn

September 2018
Het westerse voedingspatroon is rijk aan vooral dierlijke eiwitten en vetten en kunstmatige additieven en bevat te weinig vitamines, mineralen, vezels en/of andere goede voedingsstoffen. Natuurlijk heeft dit consequenties voor ons welzijn. Allerlei aandoeningen, zoals obesitas, metabole ziekten, diabetes, hypertensie en hartziekten hebben een direct verband met ons huidige voedingspatroon. Recente Engelse en Noorse studies tonen aan dat ook de kwaliteit, samenstelling en leefomgeving van onze darmflora en andere microbiota verslechteren door onze onvolwaardige en sterk bewerkte voeding. Het directe gevolg hiervan is dat onze goede, gezond makende bacteriën steeds meer het veld moeten ruimen voor ziekmakende microben.
Betere voedingsrichtlijnen zouden een zeer effectief medicijn kunnen zijn tegen de hedendaagse welvaartsziekten, aldus de onderzoekers.
Gezond eten kan ook het risico op leeftijdsgebonden maculadegeneratie (LMD, AMD), een chronische oogziekte, bijna halveren. Althans deze conclusie trekt Gabriëlle Buitendijk, promovendus en oogarts, in haar proefschrift op basis van onderzoek in het kader van het Rotterdamse Erasmus Gezondheid Onderzoek (ERGO) in de Rotterdamse wijk Ommoord.
Maculadegeneratie is de belangrijkste oorzaak van blindheid onder ouderen in de westerse wereld. Op 70-jarige leeftijd heeft ongeveer 15% van de ouderen deze ziekte en door de vergrijzing zal dit aantal alleen maar toenemen.
Het eten van 200 gram groente en 200 gram fruit per dag en twee keer per week vette vis (omega-3 vetzuren) zou een verlaging van het risico op de ziekte op latere leeftijd kunnen opleveren tot wel 42%, zelfs bij iemand die erfelijk belast is.
Vooral groene bladgroenten (spinazie, veldsla, boerenkool) en rode, oranje en gele groenten en fruit (bijvoorbeeld paprika’s) bevatten veel antioxidanten, zoals luteïne en zeaxanthine. Deze twee carotenoïden zijn in hoge gehaltes aanwezig in de macula (gele vlek) en de lens van het oog. Ze beschermen de ogen tegen oxidatieve stress en verlagen de kans op oogaandoeningen, zoals cataract en leeftijdsgebonden maculadegeneratie. Ook voedingssupplementen met luteïne en zeaxanthine kunnen hierbij ondersteuning bieden.
“Maar slechts 3,5% van de ERGO-deelnemers blijkt voldoende vette vis, groente en fruit te eten. Het is voor iedereen, dus zowel patiënten als gezonde mensen die later mogelijk patiënt worden, belangrijk te weten dat je ontwikkelingen deels zelf kan beïnvloeden met gezond eetgedrag,” aldus Buitendijk.

(HH)

Bronnen: Zinöcker MK, Lindseth IA: The Western Diet-Microbiome-Host Interaction and Its Role in Metabolic Disease; Nutrients, 10(3): E365, 2018. Pallister T, Spector TD: Food: a new form of personalised (gut microbiome) medicine for chronic diseases?; Journal of the Royal Society of Medicine 109(9):331-336, 2016. Gezonde voeding kan risico op oogziekte bijna halveren; persbericht Erasmus MC, 27 maart 2018.


Prebiotica kunnen helpen bij voedselallergie

Augustus 2018
Voedselallergie is een groeiend probleem: wereldwijd is het aantal gevallen de afgelopen jaren flink toegenomen, met name bij kinderen. Voedselallergieën zijn vaak lastig te behandelen en nauwelijks te genezen. Daarom wordt er naarstig gezocht naar nieuwe therapieën. Orale immunotherapie lijkt een kanshebber, maar er zitten nog wat haken en ogen aan. Het combineren van orale immunotherapie met het gebruik van niet verteerbare plantenvezels (prebiotica) kan de effectiviteit van deze therapie echter aanzienlijk verbeteren, zo blijkt uit een onderzoek van Marlotte Vonk, waarop zij eind juni is gepromoveerd aan de Universiteit Utrecht.

Bij een voedselallergie reageert het immuunsysteem ‘overspannen’ op een op zich veilig voedingseiwit, soms met verstrekkende gevolgen zoals een anafylactische shock. Aangezien er geen echte genezing mogelijk is, bestaat de behandeling voornamelijk uit het vermijden van voeding die het betreffende allergeen bevat. Bij orale immunotherapie worden regelmatig kleine beetjes van een voedselallergeen toegediend om het afweersysteem aan te leren dat het een ‘veilige’ stof is. Met deze therapie zijn veelbelovende resultaten bereikt wat betreft desensibilisatie en blijvende ongevoeligheid na het stoppen van de behandeling, maar er zijn nog vraagtekens over de veiligheid en de effectiviteit op de langere termijn.
Prebiotica worden niet verteerd in de maag maar kunnen wel worden gefermenteerd door de darmmicrobiota (het is voedsel voor darmbacteriën). Daarbij ontstaan korte-keten vetzuren die zowel in de darm als op andere plekken in het lichaam een ontstekingsremmend effect kunnen ontplooien. Prebiotica bevorderen niet alleen de groei van gunstige microben, maar kunnen tevens de immuuntolerantie en darm homeostase bevorderen.
In haar promotieonderzoek heeft Vonk bekeken of toevoeging van niet verteerbare vezels aan de voeding het effect van orale immunotherapie zou kunnen verbeteren. Het onderzoek werd uitgevoerd bij muizen met een koemelkallergie. Uit de resultaten komt naar voren dat niet verteerbare voedingsvezels de allergische reactie op blootstelling aan melkeiwit in het kader van de immunotherapie inderdaad verminderen. De door Th2 gedomineerde allergische reactie werd getemperd door Th1 en de regulatoire T-cel respons nam toe. De waarden van allergeen-specifieke immunoglobuline E (IgE) waren lager en er was sprake van een minder heftige reactie van mestcellen en basofielen op het allergeen. Daarnaast werden hogere waarden van het korte-keten vetzuur butyraat en een gunstige verandering in de populatie van bacteriestammen in de darmflora waargenomen. Bij muizen die alleen orale immunotherapie kregen was echter sprake van een toename van Proteobacteria-stammen. Deze bacteriën worden in verband gebracht met een verstoring (dysbiose) van de darmmicrobiota. Uit de resultaten van haar onderzoek mag volgens Vonk worden opgemaakt dat verrijking van het voedingspatroon met prebiotica tijdens orale immunotherapie de samenstelling en het metabolisme van de darmmicrobiota verbetert en daarmee de werking van het afweersysteem en het beheersen van allergieën.

(WD)

Bron: Plantaardige vezels verbeteren behandelmethoden voor voedselallergieën (promotie Marlotte Vonk); persbericht Universiteit Utrecht, juni 2018.


Bron: Fischer J, Yazdi AS, Biedermann T: Clinical spectrum of α-Gal syndrome: from immediate-type to delayed immediate-type reactions to mammalian innards and meat; Allergo Journal International 25(2):55-62, 2016.

Alfa-galsyndroom: nieuwe mogelijke complicatie bij tekenbeet

Juli 2018
Dat een beet van een besmette teek tot veel klachten en zelfs chronische ziektebeelden kan leiden is al heel lang bekend. Pas uit 2006 stamt echter de eerste beschrijving van het zogeheten alfa-galsyndroom, een gevaarlijke vleesallergie, die is komen overwaaien uit de V.S. en ook wordt veroorzaakt door een tekenbeet. In Nederland en Zweden zijn al enkele gevallen geconstateerd, maar UMCG-allergoloog Hanneke Oude Elbrink vermoedt dat er veel meer mensen met klachten rondlopen zonder te weten wat de oorzaak is.
Bij het alfa-galsyndroom krijgen mensen na het eten van vlees – en dan specifiek rood vlees, dus niet na gevogelte of vis – symptomen die variëren van diarree, netelroos of een verlaagde bloeddruk tot zwellingen en galbulten. In uitzonderlijke gevallen kan het zelfs leiden tot een levensbedreigende situatie.
De oorzaak van de allergische reactie is het koolhydraat alfa-gal (galactose-alfa-1,3-galactose), dat aanwezig is in het speeksel van een bijtende teek die eerder een ander zoogdier heeft gebeten. Dit koolhydraat is namelijk van nature niet aanwezig in het lichaam van de mens (en de aap), maar wel in dat van andere zoogdieren. Het gevolg is dat ons immuunsysteem wordt getriggerd om afweerstoffen aan te maken tegen dit voor de mens lichaamsvreemde koolhydraat.
Ook voor deze tekenziekte is geen pasklare behandeling of vaccin voorhanden. Daarom is het vermijden van rood vlees het belangrijkste advies om geen klachten te krijgen. Een nog beter advies is natuurlijk om het risico op een tekenbeet zo klein mogelijk te maken.

(HH)

Bronnen: Bircher AJ et al.: Food allergy to the carbohydrate galactose-alpha-1,3-galactose (alpha-gal): four case reports and a review; European Journal of Dermatology 27(1):3-9, 2017.
Fischer J, Yazdi AS, Biedermann T: Clinical spectrum of α-Gal syndrome: from immediate-type to delayed immediate-type reactions to mammalian innards and meat; Allergo Journal International 25(2):55-62, 2016. Apostolovic D et al.: The red meat allergy syndrome in Sweden; Allergo Journal International 25(2):49-54, 2016.


Jaarlijks meer dan 1 miljoen tekenbeten in Nederland!

April 2018
De lente is begonnen en we krijgen weer zin om maar buiten te gaan: lekker wandelen in bos of duinen, werken in de tuin of sporten. Lente betekent ook dat het tekenseizoen weer begint en dat het belangrijk wordt om alert te zijn op een tekenbeet. In Nederland is minstens 20% van de tekenpopulatie besmet met de Borrelia burgdorferi-bacterie die de ziekte van Lyme kan veroorzaken.

Historie
De Schotse bioloog John Walker gaf in 1764 als eerste een beschrijving van de ziekteverschijnselen en de mogelijke relatie met teken. De eerste melding van erythema migrans (rode uitbreidende ring- of vlekvormige uitslag, het eerste teken van de ziekte van Lyme) door de Zweedse dermatoloog Arvid Afzelius stamt reeds uit 1910. Twee Franse artsen beschreven in 1922 een verlamming die door een tekenbeet was veroorzaakt.
De ziekte van Lyme dankt zijn naam aan het stadje Old Lyme (Connecticut, V.S.) waar in 1975 een epidemie uitbrak van gewrichtsaandoeningen onder jonge mensen. Onderzoekers van de Yale universiteit ontdekten toen dat het om dezelfde ziekte ging als de in Europa door teken overgebrachte aandoening.

Tekenbeet in cijfers
Jaarlijks worden in Nederland ruim 1 miljoen mensen door een teek gebeten. De helft van deze beten wordt opgelopen in de maanden juni en juli. Bij zo’n 25.000 mensen (ca. 2%) leidt de tekenbeet tot de ziekte van Lyme. Van deze groep houden 1.000 tot 2.500 mensen langdurige klachten. De grootste tekenbeetdichtheid (op basis van meldingen bij Tekenbeet.nl) is in het midden van het land (zie figuur).
Ruim 20% van tekenbeten wordt opgelopen in stedelijke gebieden (gemeenten waar de adressendichtheid hoog is). Vooral in stadsparken of bossen en in de eigen tuin worden mensen gebeten door teken. Wel is het zo dat teken in stedelijke gebieden iets minder vaak de Borellia-bacterie bij zich dragen (1 op de 6-7 teken) dan in buitengebieden (1 op de 5 teken). Overigens zijn er lokaal grote verschillen: op de ene plaats is de helft van de teken besmet, op andere bijna geen.
Het grote aantal tekenbeten zorgt ook voor extra drukte bij zorgverleners. In 2009 meldden zich 93.000 patiënten met een tekenbeet en in 2014 hebben huisartsen bij circa 23.500 mensen zgn. erythema migrans vastgesteld. Daarnaast werd bij ongeveer 1.400 mensen de ziekte van Lyme vastgesteld op basis van andere klachten.

Onderzoek
Inmiddels weten we, onder andere via genetisch onderzoek, dat de Borrelia-familie al zeker 60 miljoen jaar oud is. Blijft de vraag waarom heden ten dage zoveel mensen daadwerkelijk de ziekte van Lyme krijgen na een beet van een (besmette) teek. Wist u overigens dat teken nog andere potentieel ziekteverwekkende parasieten, virussen en bacteriën bij zich dragen?
Over de hele wereld wordt daarom intensief onderzoek gedaan op het gebied van diagnostiek, testmogelijkheden en behandelmethoden van de ziekte van Lyme. En wordt gekeken hoe we besmettingsrisico’s kunnen beperken. Nieuw onderzoek richt zich op de versterking van ons eigen afweersysteem om de Borrelia-bacterie in toom te houden.

(HH)

Bronnen: Website tekenradar.nl, geraadpleegd 03-2018; Website rivm.nl, geraadpleegd 03-2018; Website volksgezondheidenzorg.info, geraadpleegd 03-2018; Website tekenbeetziekten.nl, geraadpleegd 03-2018.


Koffie: vloek of zegen voor hart en bloedvaten?

Februari 2018
De meeste mensen zijn ervan overtuigd dat koffie niet goed is voor de gezondheid van het hart en de bloedvaten. Koffie drinken verhoogt de bloeddruk en vergroot het risico op hart- en vaataandoeningen. Wie echter de wetenschappelijke literatuur erop naslaat, ziet dat de effecten van koffie veel minder eenduidig zijn. Koffie drinken blijkt zowel een gunstig als een ongunstig effect te kunnen hebben op de endotheelfunctie, het functioneren van de binnenbekleding van het hart en de vaatwanden. Endotheel dysfunctie kenmerkt zich door vasoconstrictie en hypertensie en wordt gezien als de belangrijkste oorzaak van hart- en vaatziekten. Een gezond endotheel gaat daarentegen samen met een lagere bloeddruk en minder kans op cardiovasculaire problemen.

Koffie is een chemisch complexe stof met honderden bestanddelen, waaronder een grote hoeveelheid polyfenolen. Chlorogeenzuren zijn de meest voorkomende antioxidanten in koffie en verantwoordelijk voor het gunstige effect op de endotheelfunctie. Bij het branden van koffie gaan chlorogeenzuren verloren en wordt hydroxyhydroquinon (HHQ) gevormd. Deze stof blijkt het herstel van de endotheelfunctie door chlorogeenzuren juist te remmen en de productie van reactieve zuurstofverbindingen (ROS) te bevorderen. Het lijkt er dus op dat het effect van koffie op de endotheelfunctie wordt bepaald door de gehaltes van deze twee stoffen. Een kop koffie (ca. 200 ml) bevat circa 70-350 mg chlorogeenzuren en 0,1-1,7 mg HHQ. De hoeveelheid chlorogeenzuren verschilt per bonensoort, brandwijze en maling (zie tabel).

TABEL 1: De hoeveelheid chlorogeenzuren verschilt per bonensoort, brandwijze en maling. French roast bevat geen chlorogeenzuren meer.

In een recente Japanse studie is het effect van koffie met hoog gehalte aan chlorogeenzuren en wisselende hoeveelheden HHQ op postprandiale endotheel disfunctie onderzocht. Aan het onderzoek deden 37 50-plussers met hoognormale bloeddruk of milde hypertensie mee. Na een lichte maaltijd kregen ze ofwel een kop koffie met 412 mg chlorogeenzuren en 0,11 mg HHQ (drank A), een kop koffie met 378 mg chlorogeenzuren en 0,76 mg HQQ (drank B), of een koffiedrank zonder chlorogeenzuren en met 0,1 mg HHQ (drank C, placebo). Een week later werd het onderzoek herhaald, waarbij iedereen een andere koffie(drank) kreeg dan bij het eerste onderzoek. Voorafgaand aan het onderzoek en 1 en 2 uur na het nuttigen van de maaltijd werd de flow-gemedieerde vaatverwijding gemeten en werden bloedmonsters genomen.
Uit de gevonden resultaten blijkt dat koffie met veel chlorogeenzuren en weinig HHQ de flow-gemedieerde vaatverwijding verbetert en de plasmawaarden van 8-isoprostaan, een marker voor oxidatieve stress, verlaagt (oxidatieve stress speelt een cruciale rol bij het ontstaan en in stand houden van endotheel dysfunctie door de beschikbaarheid van stikstofoxide (NO) te verminderen). Deze effecten werden niet waargenomen na consumptie van de koffie met veel chlorogeenzuren en veel HHQ of de placebodrank.
Volgens de onderzoekers kan het drinken van slechts één kop koffie met een hoog gehalte aan chlorogeenzuren en een laag gehalte aan HHQ postprandiale endotheel dysfunctie herstellen door het verminderen van oxidatieve stress.
Nergens ter wereld wordt meer koffie gedronken dan in Nederland: volwassenen drinken gemiddeld ruim 4 kopjes koffie per dag. Welke koffie we kiezen om deze kopjes mee te vullen kan daarom een aanzienlijke impact hebben op de gezondheid van ons hart en onze bloedvaten.

(WD)

Bronnen:  Kajikawa M et al: Coffee with a high content of chlorogenic acids and low content of hydroxyhydroquinone improves postprandial endothelial dysfunction in patients with borderline and stage 1 hypertension; European Journal of Nutrition doi: 10.1007/s00394-018-1611-7, 2018 [Epub ahead of print]; Suzuki A et al.: Hydroxyhydroquinone interferes with the chlorogenic acid-induced restoration of endothelial function in spontaneously hypertensive rats; American Journal of Hypertension 21(1):23-27, 2008;  Kamae R et al: Hydroxyhydroquinone, a by-product of coffee bean roasting, increases intracellular Ca2+ concentration in rat thymic lymphocytes; Food and Chemical Toxicology 102:39-45, 2017; Moon JK, Yoo HS, Shibamoto T: Role of roasting conditions in the level of chlorogenic acid content in coffee beans: correlation with coffee acidity; Journal of Agricultural and Food Chemistry 57(12):5365-5369, 2009;  Higdon J, Drake VJ: An Evidence-based Approach to Phytochemicals and Other Dietary Factors (2nd ed.); Thieme Publishing Group, 2012. ISBN-13 9783131418425; Buurma-Rethans EJM, van Rossum CTM: Koffieconsumptie; resultaten van VCP 2012-2014 (memo); RIVM, 18 juli 2017.


Gezonder door volkoren

Februari 2018

Vaker eten van volkoren producten vermindert de kans op een chronische ziekte. Dit is de conclusie van een aantal voedingswetenschappers op een symposium van het International Carbohydrate Quality Consortium (ICQC) in Rome.

Wanneer men tweemaal daags volkoren eet, wordt het risico op vroegtijdig overlijden lager, is er minder kans op type II-diabetes, hart- en vaatziekten en obesitas en waarschijnlijk ook dikkedarmkanker. Bij de consumptie van geraffineerde graanproducten, zoals witbrood of witte rijst, treden deze gezondheidsvoordelen niet op.
Maar wat is precies volkoren?
Wettelijk mag een product pas het stempel ‘volkoren’ krijgen als het alle bestanddelen van de oorspronkelijke graansoort in de natuurlijke verhouding bevat. Volgens professor dr. Fred Brouns van de Maastricht University, een van de sprekers op het symposium, claimen nog veel producten in Nederland ten onrechte het predicaat ‘volkoren’, terwijl ze nauwelijks volkoren ingrediënten bevatten.
Dit bewijst maar weer dat je altijd de kleine lettertjes van de ingrediëntendeclaratie moet lezen op de achterkant van de verpakking omdat de aanprijzingen op de voorkant het product soms heel wat mooier en gezonder voorspiegelen dan het in werkelijkheid is.

(HH)


Griep te lijf met kippensoep

Januari 2018

Onze grootmoeders wisten het al: meerdere malen per dag een kop kippensoep helpt je van je verkoudheid of (beginnende) griep af. Ook na ziekte zorgt kippensoep (ook wel Joodse penicilline genoemd) ervoor dat de patiënt snel weer aansterkt. En even voor alle duidelijkheid: uit onderzoek* is gebleken dat de werking van kippensoep een feit is en geen fabeltje.

Hoe werkt het dan precies?
De basis van een goede soep is een liefst zelf getrokken bouillon, in dit geval van verse (biologische) kip inclusief bot. Hierdoor bevat de kippensoep verschillende aminozuren in hun natuurlijke vorm, waaronder carnosine en cysteïne.
Carnosine staat bekend als een zeer effectieve immuunversterker, net als het zwavelhoudende aminozuur cysteïne. Cysteïne heeft daarbij nog de eigenschap om vastzittend slijm te verdunnen, waardoor dit gemakkelijker kan worden opgehoest of uitgesnoten.
Behalve kip kun je aan de soep ook nog allerlei groenten en kruiden, bronnen van vitamines (C), mineralen en polyfenolen, toevoegen. Denk bijvoorbeeld aan gember, dat antiseptisch en ontstekingsremmend werkt, of knoflook en ui die over antivirale en antibacteriële eigenschappen beschikken.
De combinatie van al deze voedingsstoffen zorgt er waarschijnlijk voor dat kippensoep wel degelijk werkt bij verkoudheid en griep. Kippensoep is licht verteerbaar dus ook goed te verdragen bij misselijkheid en/of overgeven.
Ook de Chinese geneeskunde adviseert het innemen van vloeibaar voedsel bij verkoudheid of griep om zo je spijsvertering wat rust te gunnen en je slijmvliezen te rehydrateren, wat voor virussen een ongunstig milieu schept.

Dus zodra u zich wat rillerig gaat voelen, snel aan de kippensoep.

(HH)

*: Rennard BO et al.: Chicken soup inhibits neutrophil chemotaxis in vitro; Chest 118(4):1150-1157, 2000. Saketkhoo K, Januszkiewicz A, Sackner MA: Effects of drinking hot water, cold water, and chicken soup on nasal mucus velocity and nasal airflow resistance; Chest 74(4):408-410, 1978.

< Terug